Een abdijvorstendom (Duits: Fürstabtei) was een gebied dat beheerd werd door een abt die gefürstet[1] was en een zetel met individueel stemrecht (Virilstimme) op de geestelijkenbank in de Rijksdag van het Heilige Roomse Rijk bezat.
Enkele abdijvorstendommen werden verheven tot prinsbisdom, zoals Corvey (1792) en Fulda (1752).[2] Dat kon doordat het gebied onder beheer van een reeds actieve bisschop kwam, of zoals in het geval Corvey, de regerende abt tot bisschop werd gewijd.
Verder waren er abdijen binnen Zwabisch Oostenrijk die niet rijksvrij waren, maar onder de landshoogheid van Oostenrijk een gebied met meerdere dorpen bestuurden.[bron?]
Op het grondgebied van de Lage Landen waren er de volgende abdijvorstendommen:
Elders in het Heilige Roomse Rijk waren er de volgende abdijvorstendommen:
Zowel de prins- of vorst-abten als de prinsbisschoppen zetelden op de geestelijkenbank in de Rijksdag en hadden individueel stemrecht (Virilstimme, in tegenstelling tot het collectief stemrecht (Kuriatsstimme) van de prelatenbanken).