Het behaviorisme (afgeleid van Engels: behavior = gedrag) is een stroming binnen de wetenschapsfilosofie die zich uitspreekt over het onderzoeksdomein en de onderzoeksmethoden van de psychologie. Het behaviorisme is dus een filosofie achter de psychologie.

Behaviorism is not the science of human behavior; it is the philosophy of that science. (B.F. Skinner, 1974)[1]

Binnen het behaviorisme bestaan verschillende stromingen. Een aantal uitgangspunten zijn echter gemeenschappelijk:

Psychology as the behaviorist views it is a purely objective experimental branch of natural science. Its theoretical goal is the prediction and control of behavior. ... My goal is not 'the description and explanation of states of consciousness as such'. (John Watson, 1913)[2]

Psychologie wordt door het behaviorisme dan ook kortweg gedefinieerd als de wetenschappelijke studie van gedrag.

Geschiedenis

Eerste generatie: het klassieke behaviorisme

Het officiële, symbolische geboortejaar van het behaviorisme is 1913. Toen publiceerde John Watson zijn manifest Psychology as the behaviorist views it.[2] Hiermee zette hij zich af tegen de psychologie van die tijd die grotendeels steunde op introspectie en zich richtte op de studie van het bewustzijn en het mentale leven. In de plaats kwamen gedrag en experimenteel onderzoek, met nadruk op observeerbaarheid en objectiviteit. Het klassieke behaviorisme was gegroeid uit het functionalisme - dat zich afzette tegen het structuralisme, maar zich toch bleef richten op mentale processen - en uit de opkomende vergelijkende psychologie, waarbij dieronderzoek belangrijk werd. De eerste behavioristen wijdden zich dan ook grotendeels aan dieronderzoek. Het klassieke behaviorisme wordt S-R-behaviorisme genoemd (S = stimulus = prikkel; R = respons = reactie). Het was een erg mechanistisch behaviorisme dat op zoek ging naar hoe stimuli gedrag konden uitlokken en hoe dat beïnvloed kon worden. De leerprocessen werden conditionering genoemd. Deze visie werd zeer sterk beïnvloed door de reflexfysiologie van Ivan Pavlov (die zichzelf nooit een behaviorist heeft genoemd) en anderen. Naast Watson was onder meer Edward Thorndike een belangrijke vroege behaviorist, zelfs vroeger dan Watson.

Tweede generatie: het neobehaviorisme

Het klassieke behaviorisme worstelde met het probleem dat stimuli en responsen dikwijls niet zo correleerden als verwacht. Er was te veel variatie in gedrag. Verder worstelde het met niet-observeerbare inwendige toestanden (binnen het lichaam). Vanaf de jaren 1930 spreekt men over een tweede generatie behavioristen. Deze zoeken antwoorden op de knelpunten en worden dikwijls allemaal neobehavioristen in brede zin genoemd, hoewel daarbinnen meestal twee groepen worden onderscheiden. Gemeenschappelijk aan de tweede generatie is dat ze beïnvloed werd door het logisch positivisme en op zoek ging naar leerprocessen.[3][4]

Neobehaviorisme

Het neobehaviorisme in enge zin kende haar hoogtepunt in de jaren 30 tot eind de jaren 50. Het belangrijkste verschil met andere vormen van behaviorisme was dat het neobehaviorisme ging werken met tussenliggende variabelen van het organisme en theoretische constructen (mechanismen, toestanden, processen, ...), die ze operationeel definieerde: cognitieve kaart, drive strength ... Deze factoren van het organisme (O) beïnvloeden de reactie (R) op de stimulus (S) en werden weergegeven als S-O-R. Daarom wordt dit neobehaviorisme ook mediationeel neobehaviorisme genoemd. Een belangrijke vertegenwoordiger was Clark Hull, die een ingewikkeld mathematisch systeem ontwikkelde. Edward Tolman was eveneens een belangrijk neobehaviorist. Hij legde de nadruk op de doelgerichtheid van gedrag en de invloed van cognities. Zijn theorie was veel vager en moeilijker wetenschappelijk te onderzoeken. In de jaren 40 en 50 werd het neobehaviorisme de belangrijkste stroming binnen de wetenschappelijke psychologie.

Burrhus Frederic Skinner (ca. 1950)

Radicaal behaviorisme

Naast het neobehaviorisme in enge zin ontstond een andere stroming onder impuls van B.F. Skinner. Skinner begon met onderzoek begin jaren 30. Zijn eerste belangrijke werk verscheen in 1938, maar verkocht toen nauwelijks.[5] Als officiële geboortejaar van het radicale behaviorisme wordt meestal 1945 genoemd. In dat jaar publiceerde Skinner een nog steeds belangrijk artikel, The operational analysis of psychological terms, waarin hij een aantal essentiële elementen van zijn visie uiteenzette.[6] Binnen deze stroming werd een model met drie niveaus opgebouwd:

  1. de filosofische onderbouw werd gevormd door het radicale behaviorisme
  2. de wetenschappelijke psychologie die erop gebaseerd is, noemde Skinner de gedragsanalyse, specifieker de experimentele gedragsanalyse
  3. de toepassingen van de basisbevindingen behoren tot de toegepaste gedragsanalyse (Engels: Applied Behavior Analysis (ABA), ook wel behavioral engineering)

De term 'radicaal' verwijst naar het toepassen van de behavioristische visie op het gedrag van de onderzoekers zelf, evenals op het innerlijke van de mens, zonder daarbij beroep te doen op tussenliggende, mediërende variabelen. Skinner onderscheidde twee vormen van conditionering:

  1. respondente conditionering (conform de ideeën van Pavlov) waarbij het ging om vooral fysiologische reflexen
  2. operante conditionering

Het onderzoek van Skinner richtte zich volledig op de operante conditionering. Hierbij werd de wisselwerking tussen organisme en omgeving bestudeerd. Gedrag wordt mede beïnvloed door de consequenties (C) die erop volgen: bekrachtiging. Waar het neobehaviorisme uitging van het schema S-O-R (Stimulus-Organisme-Reactie), hanteerde Skinner het schema S-R-C (Stimulus-Reactie-Consequentie), en ook wel A-B-C (Antecedent-Behavior-Consequence; de situatie die aan het gedrag voorafging (de 'antecedent'), het gedrag zelf (behavior) en de consequenties). Ook taal of verbaal gedrag is een vorm van operant gedrag. Om gedrag te voorspellen moet men zicht hebben op het organisme en zijn context. Deze context behelst de biologische kenmerken, de (leer-)geschiedenis en de huidige situatie. Gedragsanalyse (en dus psychologie) wordt beschouwd als een onderdeel van de biologie. Filosofisch evolueerde het radicale behaviorisme naar het pragmatisme en selectionisme, naar analogie met de natuurlijke selectie van Darwin. Dit houdt bijvoorbeeld de opvatting in dat de betekenis van een woord bepaald wordt door de context, door de contingenties waarbinnen het gebruikt wordt.[7] Tot de jaren 60 bleef het radicale behaviorisme een kleine stroming. Vanaf de jaren 60 begon het cognitivisme op te komen, verschoof het neobehaviorisme in enge zin naar de achtergrond om uiteindelijk zowat helemaal te verdwijnen en werd het radicale behaviorisme de hoofdstroming binnen de wetenschappelijke psychologie. Halverwege de jaren 70 werd de cognitieve psychologie de hoofdstroming binnen de psychologie. Het radicale behaviorisme blijft tot vandaag de belangrijkste stroming binnen het behaviorisme, maar het behaviorisme in zijn geheel verdween naar de achtergrond en werd een kleine stroming.

Filosofisch behaviorisme

Zie Filosofisch behaviorisme voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Gelijklopend met de ontwikkelingen in de psychologie ontstond ook in de filosofie een vorm van behaviorisme, namelijk het filosofisch behaviorisme of logisch behaviorisme.[8] Het behaviorisme zou in de filosofie van de geest gedurende het grootste deel van de 20e eeuw dominant blijven, in het bijzonder de eerste helft.[9] Het filosofisch behaviorisme stelt dat psychologische uitspraken geanalyseerd en vertaald kunnen worden in termen van complexe uitspraken over ons actueel en dispositioneel gedrag, zonder dat daarbij enige vorm van betekenis verloren gaat. Dit behaviorisme werd in de filosofie gezien als een mogelijke oplossing van het lichaam-geestprobleem. Men moet het dan ook vooral opvatten als een reactie tegen het dualisme van René Descartes, de tot dan toe heersende opvatting in de filosofie van de geest. Het filosofisch behaviorisme stelt dat men bij het cartesianisme misleid wordt te denken dat zaken als "geest" een substantie voorstelt, waarbij dan zaken als overtuigingen en pijn eigenschappen of bepaalde toestanden van die substantie zijn. Volgens filosofische behavioristen is dit een fout beeld, voortkomend uit een verkeerd of naïef gebruik van de taal. Als vertegenwoordigers hiervan worden weleens Gilbert Ryle,[10] en Ludwig Wittgenstein genoemd. Daarnaast kan men ook Rudolf Carnap, Carl Hempel en W. V. O. Quine[11][12] als filosofisch behavioristen beschouwen. Een meer hedendaags voorbeeld van een filosofisch behaviorist is Daniel Dennett.[13]

Stromingen binnen het behaviorisme

Binnen het behaviorisme zijn er steeds verschillende stromingen geweest. Sommige daarvan zijn zeer beperkt, vormden een kleine school rond hun ontwikkelaar en verdwenen daarna. Andere zijn groter.

De laatste drie stromingen lijken stilaan te verdwijnen. Hiernaast zijn er nog heel wat meer stromingen (metafysisch behaviorisme, biologisch behaviorisme, biobehaviorisme...), maar hun invloed was of is voorlopig te beperkt.

Kritiek

Er is zeer veel kritiek op het behaviorisme. Sommige kritiek is haast zuiver emotioneel, andere is strikt wetenschappelijk. Vaak is de kritiek gericht tegen (gebaseerd op) de oude vormen van (methodologisch) behaviorisme.

Behaviorisme in de 21ste eeuw

In de 21ste eeuw is het behaviorisme een minderheidsstroming. Toch is er ononderbroken behavioristisch onderzoek blijven plaatsvinden. Na alarmerende berichten over het dreigen te verdwijnen van het behaviorisme, lijkt er de laatste jaren eerder sprake van een kleine heropleving.

Evoluties en discussies

Het innerlijke: black box?

Over de plaats van denken, voelen en alles wat met het innerlijke van de mens te maken heeft, leven nog steeds uiteenlopende standpunten binnen het behaviorisme. Zowel op vlak van visie als van wetenschappelijk onderzoek hebben deze zaken intussen toch een duidelijke plaats gekregen bij veel behavioristen. Ook neurowetenschappelijk onderzoek wordt steeds meer geïntegreerd.[21][22] De black box blijft nog wel bestaan: over cognitieve structuren worden geen uitspraken gedaan, enkel over functionele verbanden. Zo wordt bijvoorbeeld het geheugen niet benaderd als een structuur in ons hoofd of als een ding, maar als een reactie op de huidige stimuli in functie van vroegere stimuli of responsen.

Moleculair - molair

Een moleculaire benadering van gedrag houdt in dat men gedrag opdeelt in elementen en analyseert hoe deze tot stand komen of in stand gehouden worden. Een molaire benadering houdt in dat men gedrag als een groter geheel bekijkt en in een grotere context. Bijvoorbeeld 'naar de kapper gaan' is dan gedrag, waarvan opstaan, een jas aandoen, de fiets nemen ... slechts onderdelen zijn. Recent is er een sterke tendens naar molaire analyses, maar ook hierover blijft discussie.[23]

Relational Frame Theory: taal en cognitie

De Relational Frame Theory is een behavioristische theorie over taal en cognitie, die volledig binnen het (post-Skinneriaanse) radicale behaviorisme te situeren is.[24] De theorie werd ontwikkeld door Steven Hayes en Dermot Barnes-Holmes en wint sterk aan invloed. De Relational Frame Theory leidt ook tot zeer veel onderzoek. De theorie baseert zich volledig op operante conditionering, meer bepaald een vorm van hogere-orde operante conditionering: 'relationeel leren'. Dit is een uitbreiding van stimulusequivalentie van Murray Sidman. Deze theorie (naast andere recente behavioristische theorieën) biedt een antwoord op onder meer de bezwaren van Chomsky tegen de beperkingen van de analyse van taal door Skinner. Productiviteit, variatie, vernieuwing en dergelijke zijn hierbij typische voorbeelden van het leggen van relaties tussen stimuli.

Functioneel contextualisme

De grondleggers van de Relational Frame Theory situeren hun visie zeer uitdrukkelijk binnen het pragmatisme, meer bepaald het functioneel contextualisme.[25] Het functioneel contextualisme is a-ontologisch: het doet geen uitspraken over de werkelijkheid, doch alleen functionele uitspraken. Iets is 'waar' als het effectief is in een bepaalde context. De uiteindelijke doelen van de gedragsanalyse zijn voorspellen en beïnvloeden. 'Beïnvloeden' is minder alomvattend dan 'controleren'.

Onderzoeksthema's

De gedragsanalyse heeft zich de laatste jaren sterk verdiept op verschillende thema's. Onderzoek en theorievorming gebeurden ook rond minder typische onderwerpen als bijvoorbeeld delay discounting en impulsiviteit, begripsvorming (abstract denken), zelfbewustzijn, intelligentie en morele ontwikkeling, en verder rond gebieden als sport en verkeer. Klinische toepassingen werden onder meer uitgewerkt voor autisme en psychische problemen. Voor dit laatste zijn de Acceptance and Commitment Therapy (volledig gebaseerd op de Relational Frame Theory) en gedragsactivatie voor depressie erg in opkomst.

Nederland en België

In het Nederlands verschijnen betrekkelijk weinig publicaties vanuit het behaviorisme. Wel is ook hier de Acceptance and Commitment Therapy sterk in opkomst. Recent werden wel een aantal gedragsanalytische artikelen en enkele boeken gepubliceerd.[26]

Belangrijke vertegenwoordigers van het behaviorisme

Behavioristische tijdschriften

Er zijn heel wat behavioristische tijdschriften. De laatste jaren zijn er enkele nieuwe bijgekomen.

Websites