In de kansrekening en de statistiek is een bernoulli-experiment of bernoulli-poging een toevalsexperiment met twee mogelijke uitkomsten, meestal aangeduid als "succes" of "mislukking". Een bernoulli-experiment wordt beschreven door een toevalsgrootheid, die de waarden 1 (succes) en 0 (mislukking) kan aannemen. De kansverdeling van zo'n toevalsvariabele is een bernoulli-verdeling.

In een experimentele situatie zal er in veel gevallen sprake zijn van herhalingen van een bernoulli-experiment. Men spreekt echter alleen van bernoulli-pogingen als de herhalingen onderling onafhankelijk zijn en de kans op succes dezelfde is bij iedere poging. Een dergelijke serie bernoullipogingen wordt ook een bernoulliproces genoemd. Hiermee kan men een bernoullisteekproef van een gegeven populatie samenstellen.

De term 'bernoulli-poging' (Bernoullian trial, genoemd naar Jakob Bernoulli) werd voor het eerst in 1937 in het boek Introduction to Mathematical Probability van James Victor Uspensky toegepast.[1]

Voorbeelden

[bewerken | brontekst bewerken]

De termen 'succes' en 'mislukking' zijn dus enkel namen voor de resultaten, en moeten niet letterlijk geïnterpreteerd worden. Voorbeelden van bernoulli-experimenten zijn:

Literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]

Papoulis, A., Probability, Random Variables, and Stochastic Processes, 2e druk, 1984, McGraw-Hill, New York.

Referenties

[bewerken | brontekst bewerken]
  1. James Victor Uspensky: Introduction to Mathematical Probability, McGraw-Hill, New York 1937, p. 45