De Brief van Barnabas is een vroeg-tweede-eeuwse apocrief van het Nieuwe Testament. De brief is in het Grieks opgesteld en wordt gerekend tot de geschriften van de Apostolische Vaders. Het werk is eigenlijk geen brief, maar een theologisch traktaat. Het moet niet verward worden met het Evangelie van Barnabas.

Het oudste en beste handschrift dat van de tekst is overgebleven, maakt deel uit van de Codex Sinaiticus (ca. 350).

Datering

De brief maakt melding van plannen om de Joodse tempel te herbouwen. Deze was in 70 verwoest en na 136 was herbouw ondenkbaar (in dit jaar verboden de Romeinen in reactie op de Bar Kochba-opstand alle joodse religieuze gebruiken). De brief zal dus tussen 70 en 136 geschreven zijn.

Auteur en herkomst

De brief noemt geen auteur. Clemens van Alexandrië schreef de brief in ca. 200 aan Barnabas toe.[1] Gelet op de datering van de brief was Barnabas hoogstwaarschijnlijk reeds overleden toen de brief werd beschreven. Deze wordt daarom als een pseudepigraaf beschouwd.

De brief geeft geen informatie over de herkomst. Omdat Clemens ernaar verwees en er commentaar op gaf, wordt vaak gedacht aan Alexandrië als de plaats waar de brief ontstond.

Gezag

Justinus de Martelaar, Ireneüs van Lyon en Tertullianus hebben soms een overeenkomstige gedachtegang als deze brief, maar dat kan ook betekenen dat ze deze gedachten aan dezelfde bron ontlenen. Clemens van Alexandrië citeerde eruit, Eusebius van Caesarea en Hiëronymus van Stridon kenden het, maar vonden niet dat het onderdeel uitmaakte van het Nieuwe Testament.

De brief stond in ieder geval rond 325 al zo hoog in aanzien, dat ze in de Codex Sinaiticus werd opgenomen. Tot de ontdekking van de Codex Sinaiticus was men aangewezen op acht Griekse handschriften die teruggingen op één origineel en die begonnen bij hoofdstuk 5, vers 7. Voor het ontbrekende gedeelte was men aangewezen op een Latijns handschrift.

Thema en inhoud

De brief van Barnabas gaat over de betekenis van de Hebreeuwse Bijbel binnen het christendom. Dit was een belangrijk onderwerp in het vroege christendom. Volgens de brief was de inhoud een profetie over Jezus en moesten de teksten eventueel op allegorische, overdrachtelijke wijze worden uitgelegd.

Zie ook