Voor het buitengewoon onderwijs in Nederland, zie Speciaal onderwijs.

Het buitengewoon onderwijs (buo) is er in Vlaanderen voor kinderen die het gewone onderwijs niet kunnen volgen vanwege leer- of gedragsproblemen of vanwege een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicap. De klasgroepen zijn kleiner dan in het gewone onderwijs. Men beschikt er over speciale leermiddelen en hulpverleners (logopedist, kinesist, psycholoog, ergotherapeut, orthopedagoog, verpleegkundige, tolk Vlaamse Gebarentaal).

Voorwaarden

Om een leerling in het buitengewoon onderwijs te kunnen inschrijven, is een verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs nodig. Enkel de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) zijn bevoegd om deze verslagen op te maken.

Het CLB maakt het verslag op na uitgebreid overleg met school, ouders en leerling.

In dat verslag staat onder meer :

Een leerling kan maar ingeschreven worden in het type (en opleidingsvorm) op het attest vermeld.

Een doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs door het CLB is echter niet bindend. Ouders kunnen toch beslissen om hun kind gewoon basisonderwijs te laten volgen.

Indeling

Het buitengewoon onderwijs wordt georganiseerd in verschillende types van handicap. Tot en met het schooljaar 2014-2015 is er gewerkt met 8 types, die gedefinieerd werden in de periode 1970-1980. Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt deze uitwerking wat aangepast aan de modernere inzichten rond handicap.

Types tot 1 september 2015

Zieke kinderen in een gewone school kunnen geholpen worden door het tijdelijk onderwijs aan huis ("toah").

Types vanaf 1 september 2015

Omdat rond 2000 duidelijk werd dat de bestaande typologie minstens aan herziening toe was, werd onder de ministers van onderwijs Vanderpoorten, Vandenbroucke en Smet gewerkt aan een nieuwe structuur. Al deze voorstellen, zoals het leerzorgkader, bleken onhaalbaar voor het werkveld. Zo werd op 12 maart 2014 door het Vlaams Parlement in het M-decreet beslist een minimale wijziging aan te brengen aan deze type structuur vanaf het schooljaar 2015-2016.[1] Merk op dat de ingangsdatum van 1 september 2015 te maken heeft met het aanbod: de diagnostiek in deze nieuwe types zal dus voor een aantal leerlingen reeds voordien gebeuren, om vanaf 1 september 2015 in de nieuwe typologie in te stappen. Die nieuwe indeling ziet er dan als volgt uit:

Naast het vervangen van types 1 en 8 door het nieuwe type "basisaanbod", en de toevoeging van type 9, worden ook de inhoudelijke criteria strenger. Zo was er geen absolute IQ-grens voor type 2, terwijl in de nieuwe omschrijvingen een grens van een IQ van 60 of lager wordt voorgeschreven. Ook voor andere types zoals types 6 en 7, worden decretaal exacte minimale grenzen vastgelegd van respectievelijk gezichts- en gehoorbeperking.

Ook een belangrijke wijziging heeft te maken met de implementatie van ion zoals gevraagd door het VN-conventie inzake rechten van personen met een handicap. Om in aanmerking te komen voor type 1 of type 8, volstond een diagnose door het CLB. Voor het nieuwe type "basisaanbod" moet echter ook aangetoond worden dat de gewone school alle mogelijke stappen rond differentiëring, remediëring, compensering e.d. genomen heeft, en dat ondanks al die maatregelen de leerling niet kan meegenomen worden in het gewoon curriculum.

Een laatste belangrijke wijziging is dat een attest basisaanbod in principe beperkt is tot 2 jaar. Na die periode wordt ervan uitgegaan dat de leerling terugkeert naar het gewoon onderwijs. Enkel wanneer dit nodig blijkt, kan het CLB een verlenging van zo'n attest geven.

buitengewoon kleuteronderwijs (BKO)

Het Buitengewoon Kleuteronderwijs (BKO) is er voor kleuters met een handicap van 2,5 tot 6 jaar. Een kind dat voldoet aan de leerplicht kan na beslissing van de ouders, op advies van klassenraad en Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), hoogstens tot het 8e jaar in het BKO blijven.

In het BKO kunnen kleuters met een matige of ernstige verstandelijke handicap (type 2), kleuters met gedragsstoornissen en/of gedragsproblemen (type 3), kleuters met een fysieke en/of motorische handicap (type 4), kleuters die opgenomen zijn in een ziekenhuis of preventorium (type 5) en kleuters met een visuele of auditieve handicap (type 6 en type 7) terecht.

Kleuters kunnen in deze vorm instappen wanneer de ouders dat verkiezen. In tegenstelling tot het basisonderwijs zijn er geen officiële instapdagen.

Buitengewoon Lager Onderwijs

Het buitengewoon lager onderwijs (bulo) is er voor schoolkinderen met een handicap tussen 6 en 13 jaar. Uitzonderlijk kan een schoolkind tot 14 jaar in het BLO blijven, na beslissing van de ouders en na advies van de klassenraad en het CLB.

In het bulo kunnen alle schoolkinderen die BLO hebben gevolgd terecht, maar ook kinderen met een licht verstandelijke handicap (deze leerlingen kunnen elementaire schoolse kennis en vaardigheden verwerven) (type 1) en kinderen met ernstige leerstoornissen (type 8)

Buitengewoon Secundair Onderwijs

Het buitengewoon secundair onderwijs (BuSO) vormt jongeren met een handicap van 13 tot 21 jaar. Dit kan verlengd worden tot maximum 25 jaar, na goedkeuring van de Commissie van Advies voor het buitengewoon onderwijs (BuP).
In het buso gelden dezelfde types als in het BuLO, met uitzondering van type 8.
Behalve deze indeling in types, hanteert men in het buso ook een indeling naar opleidingsvorm:

Na het beëindigen van de opleiding kan men Alternerende Beroepsopleiding (abo) volgen. Tijdens dit schooljaar komen leerlingen 2 keer per week naar school, de andere dagen werken ze in een bedrijf.

Nieuwe structuur?

Minister Vandenbroucke kwam in 2005 met een discussienota, gevolgd door een voorstel van conceptnota in 2006, waarbij zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs in één groot leerzorgkader worden opgenomen. Op 30 maart 2007 werd de conceptnota Leerzorg door de Vlaamse regering goedgekeurd. Deze nieuwe structuur zou vanaf 2009 operationeel worden, maar uiteindelijk is het per 1 september 2015 het M-decreet geworden.

Voetnoten