Dit artikel beschrijft het coaten van papier. Voor andere oppervlaktebehandelingen, zie Oppervlaktebehandeling.

Een coating (ook wel deklaag of oppervlaktebehandeling) is een mengsel van stoffen dat op verschillende ondergronden gestreken kan worden. Coating is uit het Engels ontleend en wordt binnen de materiaalkunde nog wel vervangen door zijn Nederlandse varianten, maar als begrip in de papierproductie en coatingindustrie is het woord niet meer weg te denken.

Coatings worden aangebracht op metaal, hout, glas, kunststof, papier, enzovoort.

Een coating bestaat uit de volgende onderdelen:

Om de eigenschappen te verbeteren, kunnen ook hulpstoffen worden toegevoegd.

Gebruik

Een coating wordt ingezet om het materiaal te verbeteren. Enige voorbeelden:

Pigment

Het pigment is het belangrijkste in de coating. Het materiaal waarop de coating aangebracht wordt, krijgt bijzondere eigenschappen mee. Deze eigenschappen worden hoofdzakelijk door het pigment in de coating bepaald, bijvoorbeeld de kleur of de glans. Meer informatie over de verschillende pigmenten kan men vinden bij vulstoffen.

De meest gebruikte pigmenten in coatings zijn calciumcarbonaat, kaolien en titaandioxide.

Coating wordt veel toegepast in de voedselindustrie, hiermee kunnen sturingen worden gegeven aan een actieve grondstof, houdbaarheid verlengen, geuren maskeren en behoud van kwaliteit geven.

Bindmiddel

Het bindmiddel zorgt ervoor dat de pigmenten met het substraat en onderling verbonden worden. De keuze van het bindmiddel in de coating is zeer belangrijk, omdat daardoor de reologie van de coating tijdens het coaten/strijken wordt bepaald. Ook de porositeit van de gedroogde coating wordt er door bepaald, wat bijvoorbeeld weer belangrijk is voor een inkjet-papier.

Typische voorbeelden van bindmiddelen zijn: polyvinylalcohol, polyurethaan, styreen butadieen (emulsie) latex, zetmeel (natief en gemodificeerd), caseïne en carboxymethylcellulose.

Oplosmiddel

Coatings kunnen in twee groepen worden verdeeld: waterig en oplosmiddelhoudend. Het oplosmiddel dat wordt gebruikt in de coating bepaalt de reologie en de mate waarin de coating de oppervlakte totaal vernet (bedekt). Het meest wordt een waterige coating gebruikt, omdat oplosmiddelhoudende coatings over het algemeen duurder zijn en voor het coaten extra installaties nodig hebben. Een coater, die met oplosmiddelhoudende coatings werkt, moet explosievrij gebouwd worden. Ook moet de lucht, die gebruikt is voor het drogen van de coating, speciaal nabehandeld worden. Het oplosmiddel in de lucht moet of verbrand worden, of geabsorbeerd worden.

Typische voorbeelden van gebruikte oplosmiddelen zijn water, aceton, alcohol (ethanol) en isopropanol.

Rubber coatings

Rubber coatings worden door hun specifieke eigenschappen al jarenlang wereldwijd toegepast voor infrastructurele, woningbouw en industriële projecten. Deze vloeibare rubber coatings, afhankelijk van de dikte van het membraan, zijn geschikt voor luchtafdichting, waterafdichting of corrosie bescherming. Rubberen coatings zijn vaak volledig hechtende flexibele coatings die naadloos aan de ondergrond hechten. De producten zijn koud toepasbaar en door geen gebruik te maken van VOC's of andere toxische stoffen, in de meeste gevallen volledig milieuvriendelijk. Deze rubber coatings hebben een hoge elasticiteit, waardoor ten opzichte van bijvoorbeeld bitumen of EPDM, vrijwel geen scheuren kunnen ontstaan.

Additieven

Zie ook

Literatuur