Convent in Amsterdam.

De term convent heeft meerdere betekenissen: een klooster, een vergadering of een gemeenschappelijke woning in een begijnhof. De term stamt uit het Latijn van conventus, samenkomst.

Klooster

Voorbeelden hiervan zijn het convent van de cellebroeders, het Paulusconvent, het Catharijne-convent, het Maria-convent, en het Agnieten-convent.

Vergadering

Aanvankelijk werd de term convent gebruikt voor een vergadering van monniken; later werd het begrip minder specifiek en ook gebruikt voor andere vergaderingen, zowel religieus als niet-religieus.

Begijnhof

Een begijn, inwoonster van een convent. Fragment uit een manuscript van het begijnhof Sint Aubertus (Poortacker) te Gent. Gemaakt ca. 1840.[1]

Een convent was een gemeenschappelijk huis in een begijnhof, waarin meerdere arme en/of alleenstaande begijnen samenleefden.

In Brabant en in het Luikse vormden deze huizen de eerste vorm van samenleving voor vrome vrouwen, die later zouden uitgroeien tot de begijnenbeweging.

Conventen ontstonden door stichting:

Voor deze conventen werden bij stichting regels opgesteld, zoals de voorwaarden voor intrede, de leefregels van het huis, en de gebeden die dagelijks voor de stichter gelezen moesten worden. Aan de oprichting werd meestal een stichtingsgeld verbonden, zodat voor langere tijd in de eerste levensbehoeften kon worden voorzien.

Zie ook

Referenties

  1. Het begijnhof Sint Aubertus (Poortacker) te Gent. lib.ugent.be. Geraadpleegd op 28 augustus 2020.
Zie de categorie Convents van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.