Hipposideros cervinus IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2020) | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Tekening uit 1863 door John Gould | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Hipposideros cervinus (Gould, 1854) | |||||||||||||
Leefgebied | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Hipposideros cervinus op Wikispecies | |||||||||||||
|
Hipposideros cervinus is een vleermuis uit het geslacht Hipposideros.
Deze soort heeft een grijze tot grijsbruine of zelfs oranje vacht. De oren zijn klein en trechtervormig. De vorm van het neusblad onderscheidt deze soort van andere soorten. Deze soort roest in grotten of mijnen en foerageert in allerlei habitats, van regenwoud tot struiksavanne.[2]
Deze soort komt vaak voor in enorme kolonies in grotten, waarvan het dan vaak de enige bewoner is. Soms deelt hij grotten met andere vleermuizen, zoals Miniopterus- en Emballonura-soorten.[3][4] Deze soort eet middelgrote insecten, die hij op kleine hoogte vliegend vangt. Het is een zeer wendbare vlieger.
In november of december wordt één jong geboren.[2]
In onderstaande tabel zijn de maten van H. bicolor uit verschillende gebieden opgenomen:
Maat | Australië[2] | Nieuw-Guinea[3] | Vanuatu[4] | Celebes[5] |
---|---|---|---|---|
Kop-romplengte (mm) | 41-51 | 49-54 | 44,6-48,0 | - |
Staartlengte (mm) | - | 28,5-32 | 28,6-33,0 | - |
Voorarmlengte (mm) | 45-48 | 48,7-49 | 47,4-49,6 | 45,0-49,1 |
Tibialengte (mm) | - | 17,9 | - | - |
Achtervoetlengte (mm) | - | 7,5-9 | - | - |
Oorlengte (mm) | 13-15 | 12,9-15 | 12,5-16,8 | - |
Gewicht (g) | 5,6-8,5 | 8,8-13 | 6,8-8,6 | - |
Deze soort komt voor van het schiereiland Malakka en Mindanao tot Vanuatu en Noordoost-Australië. Deze soort werd tot het begin van de jaren 80 tot H. galeritus gerekend, die in het westen van het verspreidingsgebied met H. cervinus overlapt.[6] Er zijn vier ondersoorten: H. c. batchianus Matschie, 1901 (Batjan) H. c. cervinus (Gould, 1854) (Celebes tot Vanuatu en Australië), H. c. labuanensis (Filipijnen, Maleisië, Borneo, Sumatra) en H. c. misorensis (Biak-Supiori).[3][6]