In de biogeografie van Europa spreekt men van inburgering of vestiging van een soort:
Een verwilderde of adventief voorkomende soort kan uiteindelijk inburgeren, ook door uitbreiding van zijn areaal. Een voorbeeld is de Turkse tortel die sinds de jaren vijftig van de 20e eeuw duidelijk ingeburgerd is geraakt.
Er zijn twee groepen van soorten te onderscheiden, waarbij het tijdstip van vestiging geheel overeenkomt met de wijze van vestiging. De idiochorofyten (oorspronkelijk inheemse planten) hebben zich gevestigd na het Weichselien. De cultuurgewassen of ergasiofyten zijn niet-gevestigde plantensoorten, maar zijn voor hun aanwezigheid volledig afhankelijk van de mens. Daarnaast kunnen soorten worden ingedeeld op grond van het tijdstip en de wijze van vestiging.
Het tijdstip van vestiging is een criterium voor de status van een soort: na de laatste ijstijd reeds in de precolumbiaanse periode, of in historische tijd na de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 en de daarop volgende Columbiaanse uitwisseling.[1]
Het criterium van inburgering wordt onder andere gebruikt bij de aanduiding van de status van (planten)soorten in een gebied. Op grond van de inburgering van een soort wordt bij planten als status onderscheiden:
De wijze van vestiging is een criterium voor de status van een plantensoort:[1]