Kamp Stanislau in 1942.

Kamp Stanislau, ook bekend als Stalag 371, was een krijgsgevangenkamp tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het lag in Stanislau, een stad die tot 1918 deel was van Oostenrijk-Hongarije, in het interbellum onder de naam Stanisławów Pools was, in 1939 als gevolg van het Molotov-Ribbentroppact werd ingelijfd door de Sovjets en op 26 juli 1941 werd ingenomen door de nazi's en die nu als Ivano-Frankivsk in Oekraïne ligt. Uiteindelijk zou het kamp van 1942 tot begin 1944 plaats bieden aan tweeduizend Nederlandse officieren die tussen 1940 en 1942 krijgsgevangen waren genomen in Nederland. Enkelen van de Nederlandse gevangenen wisten te ontsnappen uit Stanislau.

Gebouwen en geschiedenis

In 1881 werd opdracht gegeven voor de bouw van een mannengevangenis aan de rand van Stanislau, in de bosrijke buitenwijk Dąbrowa, voor een som van 1,2 miljoen gulden. Het gebouw werd op 1 juli 1883[1] door bouwheer Franz Maurus opgeleverd, op tijd en binnen budget. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ging de stad, en daarmee de gevangenis, in verschillende handen over. In de Poolse tijd werd het een militaire gevangenis[1], te midden van een aantal kazernes ten zuiden van de stad. Aangrenzend ten noorden van de gevangenis bevond zich een aantal cavaleriekazernes, waar tijdens de mobilisatie in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog de Eerste Divisie van het Zevende Keizerlijke en Koninklijke Dragonderregiment "Hertog van Lotharingen en Bar" in garnizoen lag, in de Poolse tijd lagen hier het 6e cavalerieregiment ulanen en de 6e divisie bereden artillerie in garnizoen.[2]

Nadat in juli 1941 de stad door de Duitsers was ingenomen, werd er uiteindelijk een krijgsgevangenkamp gevestigd. Dit kamp bestond uit het gevangenisterrein en een belendend terrein van de cavalerie. Dit laatste, ook 'kleine kamp' of 'Cadettenkamp'[3] genoemd, bood plaats aan de Nederlandse cadetten en adelborsten.

Tweede Wereldoorlog

In mei 1942 werden de Nederlandse officieren, die sinds mei 1940 gedemobiliseerd waren, door de Duitse bezetter opgeroepen om zich te melden bij hun kazernes. Hitler gaf opdracht tot deportatie van deze beroeps- en reserveofficieren naar bijna 50 verschillende krijgsgevangenkampen. Ongeveer 2700 militairen kwamen toen terecht in kampen in Nederland, Duitsland en Polen. Een kleine 2000 officieren, cadetten en adelborsten werd overgebracht naar Oflag XIII B Teillager z.b.V. in Neurenberg-Langwasser.[4] Begin augustus 1942 werden zij overgeplaatst naar Stalag 371 Stanislau.[5]

Kamer 101 werd bewoond door Nederlandse officieren van de 5e Compagnie, II Bataljon. Op 30 september 1942 trouwde een van hen, Casparus Kiewut, 'met de handschoen' met A. van der Put uit Den Haag.

Op 8 juni 1943 werd nog een groep van enige tientallen Nederlandse krijgsgevangen officieren overgeplaatst van Oflag IV C bij Colditz[6] naar Kamp Stanislau. Deze groep had in juli 1940 geweigerd de erewoordverklaring te tekenen. Ze kwamen op 11 juni aan, een van hen was Charles Douw van der Krap.

In 1944 werden de meeste Nederlandse officieren verdeeld over drie veewagons overgebracht naar Kamp Neubrandenburg. Onderweg zijn in de buurt van Halytsj zes gevangenen uit de tweede wagon van de rijdende trein gesprongen: Jan Eggink, Kees Harteveld, Harm Lieneman, Piet de Ruijter, Gerrit Boxman en hun leider Edward van Hootegem. Boxman viel op zijn hoofd en kon niet verder, en van Eggink werd niets meer gehoord. De andere vier bereikten Engeland. Vele anderen die probeerden te ontsnappen waren minder fortuinlijk.

In 1945 werden de gevangenen van Neubrandenburg ten slotte bevrijd door het Rode Leger.

In 1994 werd, in aanwezigheid van de eerste Nederlandse ambassadeur in Oekraïne, Robert Serry, een gedenksteen onthuld op de binnenplaats van het kamp, dat gebruikt wordt door de 114e Tactische Luchtbrigade van de Oekraïense luchtmacht. Enige tijd later bracht ook Hans Baron Bentinck een bezoek aan het kamp.[7]

Ontsnappingen

21 augustus 1943
29 november 1943
11 januari 1944
11 januari 1944 uit het 'Cadettenkamp'
Uit de trein die op 11 januari 1944 uit Stanislau vertrok
Uit de trein die op 12 januari 1944 uit Stanislau vertrok
17 januari 1944

In 1943 was er nog een aantal minder succesvolle ontsnappingen, waarbij de militairen uiteindelijk naar het kamp werden teruggebracht en na tien dagen afzondering weer bij de manschappen gevoegd.[30] Twee van de cadetten die op 11 januari 1944 ontkwamen en acht van de officieren uit de eerste trein werden door Oekraïense partizanen geholpen en bereikten onder leiding van E.J.C. van Hootegem via de Karpaten uiteindelijk Hongarije, waar ze zich aansloten bij het anti-Duitse verzet, waartoe ook Gerrit van der Waals en Wil Pückel behoorden.

Overlevenden

De meesten van de bijna 2000 Nederlandse officieren en cadetten hebben het overleefd en zijn na door de Sovjets te zijn bevrijd teruggekeerd naar Nederland, waar zij meestal hun militaire loopbaan voortzetten, onder hen bevonden zich de volgende officieren:

Overleden in krijgsgevangenschap

Graf van links naar rechts van Lohmeijer, van der Slikke, Keppel Hesselink en Potgieser