Passieve immuniteit is een tijdelijke vorm van bescherming tegen ziekteverwekkers, die ontstaat door het direct inspuiten van antistoffen ('kunstmatige passieve immunisatie'), moedermelk of uitwisseling via de navelstreng ('natuurlijke passieve immunisatie'). Hierbij wordt een persoon of dier beschermd tegen de gevolgen van een infectie door de aangeleverde antistoffen (afweerstoffen) tegen de verwekker zonder dat de persoon deze zelf actief aangemaakt heeft.[1]

Passieve immunisatie is een belangrijke behandelingsstrategie bij sommige acute infectieziekten. Het wordt overwogen wanneer er bij iemand een hoog infectierisico is en het lichaam onvoldoende tijd heeft om zijn eigen immuunrespons te ontwikkelen. Passieve immunisatie wordt meestal ingezet wanneer mensen zelf geen of moeilijk antilichamen kunnen aanmaken, maar wel zijn blootgesteld aan een ziekte waartegen ze geen immuniteit hebben.

Passieve immuuntherapie

Passieve immunisatie wordt vaak toegepast als mensen op korte termijn bescherming nodig hebben tegen een bepaalde ziekteverwekker. Het duurt namelijk enige weken, voordat het lichaam door een vaccinatie genoeg afweer heeft opgebouwd tegen een ziekteverwekker. Het effect van deze afweerstoffen varieert van persoon tot persoon en van ziekte tot ziekte: ze kunnen besmetting voorkomen of voor snelle genezing zorgen, maar er kunnen ook restverschijnselen van de ziekte blijven, en bij sommige ziekten loopt de patiënt toch nog het risico om de gevolgen van een ziekte te ondervinden, ondanks de toediening van de antistoffen.

Passieve immunisatie heeft geen blijvend effect omdat de antistoffen langzaam uit het lichaam verdwijnen en na enkele maanden tot een jaar niet meer aantoonbaar zijn.[1] Bij het toepassen van passieve immuniteit maakt het lichaam deze stoffen niet zelf en zal dit ook niet gaan doen. Alleen inenting met een vaccin zorgt voor actieve immuniteit, waarbij het eigen afweersysteem geprikkeld wordt tot het maken van antistoffen, wat veel langer bescherming biedt.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen selectieve passieve immunisatie (alleen de gewenste specifieke antistoffen worden gegeven) en aselectieve passieve immunisatie: de patiënt krijgt een cocktail van allerlei antistoffen waaronder de gewenste. Een voorbeeld van de eerste vorm is tetanus-immunoglobuline.[1]

Toepassingen

Passieve immunisatie is lang niet tegen elke ziekte mogelijk. Het is onder andere mogelijk tegen:

Productie van antistoffen

Deze afweerstoffen worden vaak gewonnen bij bloeddonors, die hiervoor vrijwillig bloedplasma afstaan. Uit dit bloedplasma worden vervolgens de gewenste antistoffen gewonnen. Vaak zijn deze donors zelf gevaccineerd tegen de betreffende ziekte (bijvoorbeeld in geval van hepatitis B en tetanus) en hebben zij daarom antistoffen in hun bloedplasma.

Zie ook