Het uitzicht van Paulus Godin als hij de deur uitstapte: de bocht van de Herengracht door Gerrit Berckheyde

Paulus Godin of Godijn (Antwerpen, 21 oktober 1615Amsterdam, 2 oktober 1690) was een koopman in linnen en wol, bewindhebber van de West-Indische Compagnie en directeur van de Sociëteit van Suriname bij de oprichting in 1683 samen met Philip van Hulten en Gillis Sautijn.

Voorgeschiedenis

Nadat in 1585 Antwerpen door de Spaanse stadhouder Alexander Farnese, hertog van Parma, veroverd werd vluchtte de familie Godin naar het noorden. Via Middelburg kwamen ze uiteindelijk in Amsterdam terecht. Door huwelijken met de familie Trip en Van Baerle werden ze snel in de hoogste kringen opgenomen.[1]

Daniel Godin, zijn vader, behoorde met zijn oom Samuel Godin tot de eerste inleggers in de Zeeuwse kamer van de VOC. Daniel woonde op de Keizersgracht en de Herengracht. Naar eigen zeggen was hij in 1623 door Filips III van Spanje in de adelstand verheven.[2] In 1636 verhuurde Daniel Godin een boerderij en 20 morgen land in de Beemster voor 840 gulden per jaar. De boer moest, zo vaak als werd gevraagd, de verhuurder met vrouw en kinderen door de polder rijden. In 1642 handelde Daniel Godin voor zichzelf en op naam van zijn firma op Nederlands-Brazilië. In 1645 werden hij en zijn vrouw Sara Dragon kort na elkaar begraven in de Waalse kerk.

Biografie

Paulus Godin trouwde in 1648 met Catharina Hattigh uit Keulen, naar eigen zeggen dertig jaar oud hoewel de doopakte laat zien dat hij in werkelijkheid drie jaar ouder was.[3] Ze woonden op Herengracht 502, dat Godin in 1671-1672 had laten bouwen. Tegenwoordig is dit de ambtswoning van de burgemeester. Godin bezat ook het achterliggende erf Keizersgracht 620. Daar liet hij een koetshuis annex paardenstal bouwen welk geheel in 1684 gereed kwam.[4]

Asiento

Vanaf 1675 was Godin betrokken bij het Asiento, verkregen door Balthasar en Josephus Coymans. Het Asiento behelsde vijf jaar lang ieder jaar 4.000 slaven te leveren op eiland Curaçao, bestaande uit 2/3 mannen en 1/3 vrouwen.[5] In 1677 sloot Manuel de Belmonte een overeenkomst met het Consulado de Sevilla voor Paulus Godin, Marcus Broens, Jasper Pellicorne en Jeremias Noiret, bewindhebbers van de WIC te Amsterdam, betreffende het kopen van 1.600 à 1.800 slaven in voorraad zijnde op het eiland Curaçao om ingezet te worden in Spaans West-Indië.[6] In 1682 lieten Juan Barroso del Pozo en Nicolás Porcio, in samenwerking met Nicolaes van Hoorn, Isaack van de Heuvel, Paulus Godin en zijn neef Isaack Jan Nijs (commissaris), François de Vicq en Philippe d’Orville, bewindhebbers WIC, een contract opmaken met Joan Coymans en Carel Voet (zwagers) in compagnie met Henrico Staats, gemachtigde van kapitein Juan Barosso del Poso.[7] Op 3 juli 1683 lieten Paulus Godin, Pieter Pedeceur en Philippe van Hulten 150 personen, mannen, vrouwen en kinderen, van Middelburg naar Suriname brengen.[8]

Varia

Genealogie van de familie Godin

De familie Godin is afkomstig uit Henegouwen[9] of Artesië, hetzij Kamerijk of Valencijn.[10][11] Verschillende leden benadrukten de adellijke afkomst van de familie, hoewel deze vanwege het ontbreken van een adelsdiploma onzeker is. De familie poogt haar afkomst terug te leiden tot het jaar 1065, maar enigszins betrouwbare bronnen beginnen pas bij Jean Godin.

Jean Godin (Valencijn 1529 - Keulen 1600), ridder, heer van Bréaugies, trouwde met Barbara Vivien. Hij was kolonel en gouverneur van het fort Lillo tijdens de Spaanse Furie. Als tegenprestatie werd hij postmeester van Antwerpen. Het postmeesterschap werd overgenomen door Turn en Tassis. In een nog onbekend jaar werd Godin gevangengenomen en zijn kinderen vluchtten alle kanten uit.