Een procent (van Latijn: pro centum, per honderd), aangeduid door het procentteken (%), is een honderdste deel. Men gebruikt procenten om een verhouding aan te geven, waarbij de referentiegrootheid op 100% wordt gesteld. Als het gaat om een deel van een groter geheel is het maximum 100%, maar bijvoorbeeld een toename kan ook meer dan 100% zijn. Een uitdrukking van de vorm "70%" wordt een percentage genoemd.

Door iets in procenten uit te drukken wordt vaak vermeden in decimalen te moeten rekenen en laten verhoudingen met dezelfde referentiegrootheid zich onderling gemakkelijk vergelijken. Bij een percentage moet uiteraard de referentiegrootheid duidelijk zijn. Bij bespreking van verhoudingen van drie of meer grootheden is dit echter niet altijd het geval.

Om de toe- of afname van percentages aan te geven, wordt vaak de term procentpunt gebruikt om verwarring met procentuele veranderingen te voorkomen.

Percentage als schrijfwijze van een getal

[bewerken | brontekst bewerken]

Als een uitdrukking als "70%" in een wiskundige expressie voorkomt en daarom een getal op zichzelf moet zijn in plaats van een verhouding, heeft deze als betekenis het getal 0,7. Ook een spreadsheetprogramma beschouwt "70%" als een alternatieve formulering van 0,7, zowel bij invoer als voor de presentatie van een resultaat, als dit de van toepassing zijnde opmaakoptie is. Het procent is te beschouwen als alternatieve eenheid (0,01 in plaats van de triviale impliciete eenheid 1) voor een dimensieloze grootheid.

Als bij een formule gesteld wordt dat een variabele voor een percentage staat, kan onduidelijk zijn of een waarde 0,7 betekent 0,7% of 70%.[1] Duidelijkheid kan in voorkomende gevallen worden bereikt door bij de verklaring van variabelen expliciet te spreken van "aantal procenten" enerzijds, en "aantal procenten gedeeld door 100" of "fractie" anderzijds (bij rente: "rentevoet").

Berekeningen

[bewerken | brontekst bewerken]
Voorbeeld: hoeveel is 36% van 38?
Voorbeeld: hoeveel procent is 15 van 572?
Dus 15 is 2,62% van 572.
70% = 70/100 en 60% = 60/100
(70% van 60%) = 70/100×60/100 = 70×60/100×100 = 4200/10000 = 42/100 = 42%
Dus 70% van een gedeelte van 60% is 42% van de oorspronkelijke hoeveelheid.
20% + (10% van 20%) = 20/100 + 20/100×10/100 = 0,20 + 0,02 = 0,22 = 22%.
Telt men eerst 20% ergens bij op en daarna nog eens 10% van dat totaal erbij, dan is de uiteindelijke toename
20% + (10% van (100% + 20%) ) = 20% +12% = 32%
Merk op dat de volgorde in zo'n geval niet uitmaakt (ook al omdat 20% erbij neerkomt op vermenigvuldigen met 1,2 en 20% eraf op vermenigvuldigen met 0,8, en de volgorde bij vermenigvuldigen niet uitmaakt).

Procenten bij oplossingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Procenten hoeven niet noodzakelijk te duiden op honderdste delen van een geheel. Zo wordt een fysiologische zoutoplossing aangeduid als een oplossing van 0,9% keukenzout. In dit geval betekent 0,9% dat de oplossing 0,9 gram keukenzout per 100 milliliter (=100 gram) van de oplossing bevat. Het percentage betreft dus de massa.

Als er sprake is van volumeprocenten vermeldt men wel vaak het percentage vergezeld van een toevoegsel: %vol of vol%. De notatie %v/v (volume per volume) voorkomt zelfs alle dubbelzinnigheid, maar wordt niet vaak toegepast.

Zie ook

[bewerken | brontekst bewerken]
Wikibooks heeft meer over dit onderwerp: Cursus rekenen: procenten.