Men spreekt van rijm als twee woorden in de beklemtoonde lettergrepen een klankgelijkheid hebben. Rijm speelt een belangrijke rol in gedichten en wordt daarom als een stijlfiguur gezien.
Men onderscheidt het rijm naar de plaats van het rijm in de woorden in:
Beginrijm, halfrijm, volrijm of rijk rijm kan zijn:
Zie ook: oogrijm, kreupelrijm, gedachtenrijm.
Verder onderscheidt men rijm naar de plaats van de rijmende woorden in de versregel in:
Van een aantal woorden wordt gezegd dat deze op geen enkel ander Nederlands woord rijmen:[a]
Drs. P gebruikte het woord herfst als rijmwoord:[3]
De buren waren grimmig, zijn ouders diep gegriefd.
En onder zijn collega's was hij ook al niet geliefd.
De oude juffrouw Zomer, baas Voorjaar, meester Herfst.
Ze riepen driewerf schande, juffrouw Zomer het driewerfst.
Van Marcel Verreck is deze:[4]
In de herfst
Zijn de bejaarden op hun sterfst
De volgende is van Evert van IJdic, pseudoniem van Vic van de Reijt:[5]
De kop van Noord-Holland
Een storm in de herfst
Dit was Wieringerwerf
Op zijn Wieringerwerfst
Bronnen, noten en/of referenties
|