Het Swalms (Limburgs: Zjwaams) is het plaatselijke Noordelijk Oost-Limburgs, zoals dat wordt gesproken in Swalmen. Swalmen ⓘ (in de eigen streektaal Zjwame) ligt even ten noorden van Roermond aan de rechterzijde van de Maas.
Het Swalmer dialect, dat zich overigens niet sterk onderscheidt van het Roermonds, kan dienen als model voor het Midden-Limburgs in het algemeen. Het is relatief goed gedocumenteerd.[1] Nauw verwante plaatselijke dialecten als deze maken deel uit van eenzelfde regiolect, en vormen daarmee een ondergroep binnen een streektaal (als hier het Limburgs).
Hier volgt de vaste reeks herkenningswoorden voor de hoofdkenmerken van het Swalms (en andere Midden-Limburgse dialecten):
Voor de Nederlandse vormen respectievelijk:
heeft het Swalms:
In het Swalms wordt onderscheid gemaakt tussen sleeptoon en valtoon. Een goed voorbeeld hiervan is het woord sjoon. Sjoon met valtoon betekent 'mooi', terwijl sjoon met sleeptoon 'schoen' betekent. Sjoon als geschreven vorm voor het enkel- en meervoud voor 'schoen(en)' kent zelf ook het tonemische onderscheid tussen sleeptoon en stoottoon: eine sjoon ('één schoen', sleeptoon), twee sjoon ('twee schoenen', stoottoon). Het verschil tussen enkelvoud en meervoud blijkt hier overigens ook uit een bepalend woord ervoor: diene sjoon is een schoen, dien sjoon zijn er twee.
In Swalmen wordt twee, groot en geweun gezegd, en niet twieë, groeat en gewuuen.
Swalmen ligt ten oosten van de Panninger linie, waardoor in Swalmen van sjtad en sjtaon gesproken wordt. In het Zjwaams komt dus een "j" tussen de "s" en de "t". Dat geldt ook voor woorden die beginnen met /zjw-/, /sjl-/, enz.
Waar in andere dialecten aojer, kaod, haoje gezegd wordt, is dat in het Zjwaams: ajer, kaad, en haje.