Anna Maria van Schurman
Portret door Jan Lievens, 1649
Algemene informatie
Geboren 5 november 1607
Geboorteplaats Keulen
Overleden mei 1678
Overlijdensplaats Wieuwerd
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep kunstenares, taalkundige, theologe, entomologe
Handtekening Handtekening
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur
Wetenschap & Technologie
Anna Maria van Schurman, zelfportret (1633). In het bijgaande Latijnse gedicht "Non animi fastus.." verontschuldigt ze zich voor haar onderwerpskeuze:
(vertaling) Niet ijdelheid (trots) of schoonheid bracht me ertoe / Mijn gelaatstrekken te graveren in eeuwig koper: / Maar als mijn zeer ongeoefende stift beter werk nog niet aankan / Laat ik de eerste keer niet iets belangrijkers proberen.
Handschrift van Van Schurman in het Album amicorum van Jacob Heyblocq. Een Arabische en een Griekse tekst met handtekening.
Van Schurman door Pieter Puyenbroek in de Statenpassage, 1841.
Anna Maria a Schurman: Dissertatio de Ingenii Muliebris ad Doctrinam, & meliores Litteras aptitudine. Accedunt quaedam epistolae, ejusdem Argumenti. (Verhandeling over de aanleg van de vrouw voor studie en geschiktheid voor de betere letteren, met brieven over hetzelfde onderwerp), Leiden, Elsevier, 1641
Anne Marie de Schurman: Question celebre. S'il est nécessaire, ou non, que les filles soient sçavantes, Paris, 1646. Franse vertaling.

Anna Maria van Schurman (Keulen, 5 november 1607Wieuwerd, 4, 5, of 14 mei 1678) was een humaniste, taalkundige, theologe, dichteres en kunstenares. Ze werd in 1636 als eerste vrouwelijke studente in Nederland aan de universiteit toegelaten (Utrecht).[1] Ze correspondeerde met belangrijke geleerden van die tijd. Haar eruditie werd geroemd en er hingen portretten van haar in de Italiaanse Academie van de Wetenschappen en het koninklijke paleis in Stockholm.

Biografie

[bewerken | brontekst bewerken]

Jeugd en studie

[bewerken | brontekst bewerken]

Anna Maria van Schurman werd geboren als dochter van Frederik van Schurman en Eva von Harff de Dreiborn. Toen ze drie jaar oud was kon Van Schurman al lezen en op haar zesde maakte zij al heel fijne papierknipkunst. Het gezin verhuisde in 1613 naar Utrecht en daarna naar Friesland. Haar vader onderwees haar net als haar broers, vanaf haar elfde in het Latijn en later in het Grieks. Ze kon niet alleen goed leren, maar blonk ook uit in kunst. Ze leerde gravure-techniek bij Magdalena van de Passe, beheerste papierknipkunst, was waskunstenares en schilderde als eerste in Nederland pastelportretten. Ze werd erelid van het Sint-Lucasgilde van schilders in 1643.

Ze werd jong beroemd door haar eruditie en zelfstudie. Revius noemde haar in een gedicht in 1624. Ze was toen 17 en schreef een gedicht terug. Ze correspondeerde vervolgens met Heinsius (vanaf 1624) en Cats. Volgens stadsgenoot Buchelius stond Anna Maria van Schurman in 1633 bekend in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als de 'virginum eruditarum decus' (het juweel van de geleerde vrouwen).

In Utrecht werd ze in 1636 als eerste vrouw aan de universiteit toegelaten. Omdat vrouwen in die tijd niet aan een universiteit mochten studeren, volgde ze de colleges vanachter een gordijn zodat de mannelijke studenten haar niet konden zien. Haar toelating was een initiatief van de Utrechtse hoogleraar Voetius naar aanleiding van een door haar geschreven betoog in Latijn over de geschiktheid van de vrouwelijke geest voor de wetenschap en letteren. Bovendien werd zij als beste latiniste van de stad uitgenodigd om een gedicht te schrijven voor de net opgerichte universiteit ('Op het Sermoen').[2]

Taalkundige, feministe avant la lettre en theologe

[bewerken | brontekst bewerken]

Ze had interesse voor literatuur, medicijnen en allerlei wetenschappen, waaronder vooral theologie. Ze was humaniste. Ze schreef een aantal verhandelingen over theologie in het Latijn, die uitgegeven en heruitgegeven werden in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Ook spande ze zich in voor onderwijs aan vrouwen. In 1638 had zij een verhandeling geschreven over het recht van vrouwen om een wetenschappelijke opleiding te volgen. Die verhandeling verscheen in 1641 in druk en had reacties uit heel Europa tot gevolg.

Ze correspondeerde met - en kreeg bezoek van Jacob Cats, Anna Roemers Visscher, Gisbertus Voetius, Daniël Heinsius, Caspar Barlaeus, Constantijn Huygens, Utricia Ogle, Elisabeth van de Palts, René Descartes, Christina van Zweden, Claude Saumaise, Marie du Moulin, Johannes Smetius, Meletios Pantogalus (bisschop van Efeze) en Bathsua Makin.[3][4]

Verder blonk zij uit in de studie van vreemde talen; zij beheerste Frans, Duits, Engels, en bovendien Latijn, Grieks, Hebreeuws, Aramees, Ethiopisch, Arabisch, Perzisch en Syrisch.[5] Met recht kan men haar een polyglot noemen. Ze kreeg ook teksten in het Chinees en Japans opgestuurd om te kopieren, hoewel zij die talen niet beheerste.[6]

Insectenkundige

[bewerken | brontekst bewerken]

Van Schurman had ook een belangstelling voor insecten. Een deel van haar verzameling is te zien in het Museum Martena te Franeker, de stad waar zij woonde van 1623 tot 1626.

Labadiste

[bewerken | brontekst bewerken]

Van Schurman sloot zich in 1669 aan bij de door Jean de Labadie (1610-1674) gestichte mystieke sekte van labadisten en vertrok naar Amsterdam. Omdat deze sekte daar niet welkom was, vertrok de groep en kwam na omzwervingen in Altona (destijds Denemarken, thans Duitsland) terecht, waar Jean de Labadie in 1674 stierf. Hierna trokken de labadisten naar het Sticht Herford, waar Elisabeth van de Palts abdis was, en Wieuwerd in Friesland. De labadisten betrokken een stins Walta State in het bezit van Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, de gouverneur van Suriname, en van zijn drie ongetrouwde zusters. Onder de labadisten was een aantal zeer getalenteerde mensen, zoals Maria Sibylla Merian en Hendrik van Deventer. De quaker William Penn bezocht de labadisten, evenals de Engelse filosoof John Locke. Van Schurman overleed hier op 70-jarige leeftijd.

Publicatie en kunstwerken

[bewerken | brontekst bewerken]

Publicaties

[bewerken | brontekst bewerken]

Heruitgaven

[bewerken | brontekst bewerken]

Anna Maria van Schurman:

Kunstwerken

[bewerken | brontekst bewerken]
Zelfportret in pastel (1640)
(Museum Martena)
Gedicht voor Jacob Cats uit Opuscula Hebraea, Graeca, Latina, Gallica, Prosaica et Metrica, 1652.
Onbekende kunstenaar: Anna Maria Schuurman omstreeks 1830-1845, gravure, Den Haag.

Zelfportretten

[bewerken | brontekst bewerken]

Portretten van haar ouders

[bewerken | brontekst bewerken]

Overig

[bewerken | brontekst bewerken]

Gedicht

[bewerken | brontekst bewerken]

Voor Jacob Cats

Ut cygnum resides perhibent intendere voces,
Cum Zephyri albentes attigit aura sinus;
Utque avis innumeros modulare gutture cantus
Mirans laeta novum solis in orbe jubar;
Sic tua torpentem laxavit Epistola venam
Pectus ubi afflavit suada diserta meum......(verder tot en met regel 40)

— Anna Maria van Schurman: Opuscula Hebraea, Graeca, Latina, Gallica, Prosaica et Metrica p. 294, 1652

Vertaling

Zoals een zwaan zijn anders zo zeldzame lied zou beginnen
als de zachte westenwind zijn witte verenkleed streelt
en zoals een vogel met zijn keel talloze liederen zingt,
wanneer hij vrolijk de stralen van de rijzende zon ziet,
Zo ontspande je brief een verstijfde ader,
toen hij mijn hart welsprekend bemoedigde......

[7]

Vernoemd

[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook

[bewerken | brontekst bewerken]
[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Anna Maria van Schurman van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.