De Brabantgouw volgens Léon Vanderkindere

De gouw Brabant (ook Brabantgouw of Pagus Bracbantensis) is een historisch gebied in de Nederlanden. Het was onderdeel van het hertogdom Lotharingen.

De Brabantgouw bestond in de vroege middeleeuwen, mogelijk al in de 7e eeuw. Het gebied wordt uitdrukkelijk vermeld in de Karolingische rijksverdelingen. Bij het Verdrag van Meerssen (870) bestond het uit vier deelgraafschappen.

Etymologie

De naam Brabant is een afgeleide van braecbant. Dit is een samenstelling van braec, wat 'broek' of 'drassig land' betekent, en bant, wat 'streek' betekent[1] (vergelijk Oosterbant, Teisterbant enz.).

Ligging

De Brabantgouw heeft territoriaal slechts een klein deel gemeen met het in 1183 opgerichte hertogdom Brabant. De gouw was grotendeels omsloten door waterlopen: in het westen door de Schelde tot aan de Rupelmonding, vandaar verder langs de Rupel en via de loop van de Dijle. In het zuiden liep de grens grotendeels langs de Hene. Vanaf haar bronnen liep de grens oostwaarts door een woudgordel om de kring te sluiten aan de loop van de Dijle, wellicht aan haar zijrivier de Laan (Frans: Lasne), ten oosten van Nijvel (ter hoogte van Baisy-Thy).

Bestuur

De bestuurder van een pagus of gouw was een gouwgraaf, die rechtstreeks in dienst van de koning of keizer stond. Er zijn evenwel geen namen van gouwgraven van Brabant overgeleverd, wat het vermoeden wekt dat de gouw deel uitmaakte van de hertogelijke ambtslenen in Neder-Lotharingen. Het geslacht Verdun beschikte immers over verscheidene allodiale bezittingen in de Brabantgouw: Ename, Velzeke, Asse, Affligem, Aalst-Hessegem-Lede. De vroegste oorkondelijke vermelding van een graaf van Brabant betreft Herman van Verdun (†1024), zoon van hertog Godfried de Gevangene, doch in zijn tijd was het graafschap tussen Zenne en Dijle, evenals het grondgebied van de dekenij Sint-Brixius, al uit de gouw losgemaakt.

De Brabantgouw bestond aanvankelijk uit vier deelgraafschappen:

Volgens de Brusselse historicus Paul Bonenfant (1899-1965) zou het graafschap Chièvres bestaan hebben uit de graafschappen Halle en Chièvres. Het graafschap Halle wordt echter nergens in de bronnen betuigd. Bonenfant vond deze opdeling aannemelijk en nam aan dat de Brabantgouw in vier gelijke delen was opgedeeld. Bonenfant wist echter niets af van het belang van de paltsgraven van Lotharingen vanaf 1044 tot 1085 in de Brabantgouw. Zij bestuurden korte tijd de mark Ename en behielden hieruit het landgraafschap Brabant tussen Dender en Zenne. Bonenfant beschouwt dit landgraafschap onterecht als deel van het graafschap Brussel.

Verdere ontwikkeling

De Vlaamse gouwen en de Brabantgouw.

Vanaf de 11e eeuw vindt de gouwnaam nog slechts toepassing als geografische verwijzing en heeft deze steeds minder institutioneel belang. De vier graafschappen uit de Brabantgouw werden ook reeds door verschillende stamgeslachten bestuurd:

Literatuur

Verwijzingen

  1. Henricus Joosen, Ons Baarle, een bijzonder dorp. Bouwstenen voor de geschiedenis van Baarle (1946).