Hertogdom Brabant
Gewest van de Bourgondische Nederlanden (1384-1482) en nadien de Habsburgse Nederlanden (1482/1556-1795)
 Landgraafschap Brabant
 Baronie van Breda
 Graafschap Brussel
 Graafschap Leuven
 Markgraafschap Antwerpen
1183 – 1795 Staats-Brabant 
Dijledepartement 
Twee Neten 
Vlag van het Hertogdom Brabant Wapen van het Hertogdom Brabant
Motto
Were di [bron?]
Kaart
Het hertogdom Brabant omstreeks 1350.
Het hertogdom Brabant omstreeks 1350.
Algemene gegevens
Hoofdstad Leuven (1183-1267)
Brussel (1267-1795)
Talen Oudnederlands, Diets (Middelnederlands), Waals
Regering
Regeringsvorm Hertogdom
Dynastie Huis Brabant (1106/1183-1430)
Huis Valois (1430-1482)
Huis Habsburg - Spaanse lijn (1482-1713)
Huis Habsburg - Oostenrijkse lijn (1713-1795)
Staatshoofd Hertog
Plv. staatshoofd Stadhouder (ruwaard)

Het hertogdom Brabant vormde, vanaf het midden van de middeleeuwen tot aan de negentiende eeuw, een in grootte wisselend grondgebied in de Lage Landen dat op basis van het feodale stelsel in bezit was van, en werd bestuurd door, leenheren van de Duitse keizer, de Franse koning of keizer of het aartsbisdom Keulen.[1][2][3] Door de eeuwen heen ontwikkelde zich hier een belangrijke en invloedrijke bestuurlijke en culturele eenheid in de Nederlanden.

In 977 kreeg Karel, een jongere zoon van Lodewijk IV van West-Frankrijk, het hertogdom Neder-Lotharingen als benificium van de Duitse keizer Otto II.[4]

Waar een heerweg uit de Romeinse tijden langs rivier de Zenne liep, bouwde hij een verdedigingspost van het Rijk der Oostelijke Franken.[5] Hij zocht steun bij Reinier van Henegouwen en diens broer Lambert I die graaf in Leuven werd.[4] In de elfde eeuw bestond het gebied uit talloze hertogdommen en graafschappen, het graafschap Leuven zou uitgroeien tot het hertogdom Brabant.[1] Hendrik I van Brabant legde de basis voor de ontwikkeling en bloei van de middeleeuwse Brabantse steden. Hij verleende ‘s-Hertogenbosch, Oisterwijk, Sint-Oedenrode, Eindhoven, Helmond en Brussel stadsrechten.

Het hertogdom Brabant besloeg op een gegeven moment het grondgebied van de drie huidige Belgische provincies Vlaams-Brabant, Waals-Brabant, Antwerpen plus het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en het overgrote deel van de hedendaagse Nederlandse provincie Noord-Brabant. Verder stonden ook de zogenaamde Landen van Overmaas (ongeveer het huidige Nederlandse Zuid-Limburg) onder het gezag van de hertog van Brabant, alsook het nu Duitse Herzogenrath.

De vlag van België is gebaseerd op de kleuren van het wapen van de hertog van Brabant: zwart, geel en rood. Het nationaal volkslied staat in België bekend als De of La Brabançonne.

Het hertogdom bestond van 1183 tot 1795 en vormde het hart van de Nederlanden. Zijn belangrijkste steden waren Brussel, Antwerpen, Leuven, 's-Hertogenbosch, Tienen, Diest en Lier. De stad Mechelen maakte deel uit van de heerlijkheid Mechelen, een enclave in het hertogdom Brabant. Na de Nederlandse Opstand tegen het Habsburgse gezag en de vorming van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd Staats-Brabant afgesplitst van het hertogdom.

Naam

Brabant was oorspronkelijk de naam van de Karolingische gouw (pagus Bracbatensis), die zich uitstrekte tussen de Schelde en de Dijle. De naam Brabant is een afgeleide van braecbant. Dit is een samenstelling van braec, wat 'broek' of 'drassig land' betekent, en bant, wat 'streek' betekent.[6] Een latere legende vermeldt dat de naam Brabant is afgeleid van de Romeinse soldaat Silvius Brabo, die in Antwerpen de reus Antigoon (tegenstrever) zou hebben gedood.

De Brabantgouw bestond mogelijk al in de 7e eeuw. Zij was onderdeel van het hertogdom Lotharingen en vanaf 959 van Neder-Lotharingen. Het landgraafschap Brabant was van 1085 tot 1183 een Duits rijksleen dat zich ruwweg tussen de Dender en de Zenne situeerde. Hoewel dit gebied niet de oorsprong en de kern van het latere hertogdom vormde, was het wel de naamgever ervan. Het landgraafschap zou opgedeeld worden in Rijks-Vlaanderen (waaronder het land van Aalst), West-Brabant (waaronder het Pajottenland) en het noorden van Henegouwen. Vanaf de 13e eeuw is Brabant de naam van een hertogdom in het westen van het Heilige Roomse Rijk.

Territoriale vorming van het hertogdom

Kaart van de Zeventien Provinciën met Hertogdom Brabant, c1747

Het hertogdom Brabant ontstond uit de vereniging van verscheidene graafschappen en voogdijgebieden:

De Staten van Limburg en de Landen van Overmaas hadden vanaf 1473 een eigen delegatie in de Staten-Generaal van de Nederlanden. De meest oostelijke bezittingen Kerpen en Lommersum stonden onder direct Brussels bestuur.

De Brabantse ontstaanslegenden

De Brabantse landsheerlijke kronieken (14e-15e eeuw) trachten de origines van de hertogen naar een voor hun politieke rivalen onovertrefbaar verleden te laten teruggrijpen. Op de (aanvaardbare) afstamming van Karel de Grote werd verder gebouwd om de hertogelijke genealogie in de oudheid te laten aanvangen:

Geschiedenis

Voorgeschiedenis

In de Romeinse tijd was het gebied gelegen in de Romeinse provincies Belgica en Germania Inferior en bewoond door de Belgae, die zowel van Keltische als Germaanse oorsprong waren. Aan het einde van de Romeinse periode werden ze veroverd door de Germaanse Franken. Toen dit rijk in 843 gesplitst werd door het Verdrag van Verdun, kwam het latere hertogdom in Midden-Francië te liggen. In 855 werd dit Frankische middenrijk opnieuw gedeeld. Het noordelijke deel werd het rijk van Lotharius II. Bij het Verdrag van Meerssen was er sprake van de Brabantgouw die hierbij aan West-Francië werd overgedragen (Karel de Kale). Hierbij was ook al sprake van vier deelgraafschappen, waarvan één Brussel (of Ukkel). Tien jaar later gaat het gebied bij het Verdrag van Ribemont (880) echter naar Oost-Francië, tezamen met de rest van Lotharingen. Het gebied zou tot 1549 deel blijven uitmaken van het Oostelijke Frankische Rijk, dat al snel (in de tiende eeuw) de naam Duitse Keizerrijk of Heilige Roomse Rijk zou krijgen.

Ontstaan van het hertogdom Brabant

Zie Graafschap Leuven voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het hertogdom Brabant stamt af van het graafschap Leuven en het geslacht Reiniers met als stamvader Giselbert I van Maasgouw (825-885), een belangrijke adellijke familie die streed om de macht in het hertogdom Lotharingen. Nadat Reinier III van Henegouwen verslagen werd in zijn ambitie hertog van Lotharingen te worden en werd verbannen, slaagde zijn zoon Lambert I van Leuven (950-1015) samen met zijn broer Reinier IV de bezittingen te heroveren en werd door keizer Otto II als eerste graaf van Leuven aangesteld. Zijn broer werd graaf van Bergen. Rond het jaar 1000 komt het graafschap Brussel middels een huwelijk in handen van de graven van Leuven.

In 1106 kreeg Godfried van Leuven (Godfried met de Baard) na het verwerven van Antwerpen de hertogelijke waardigheid over Neder-Lotharingen en werd tegelijk markgraaf van Antwerpen en landgraaf van Brabant, een leen van de Rooms-Duitse keizer Hendrik V. De machtsuitbreiding ging niet zonder slag of stoot, want in 1139 braken de Grimbergse Oorlogen uit, een strijd tussen Brabant en de heren van Grimbergen en Berthout die zich uitstrekte over twintig jaar.

Pas na 1183 (inmiddels had ook de verwerving van het graafschap Aarschot plaatsgehad) werd het landgraafschap Brabant zelf een hertogdom onder Hendrik I van Brabant. Zijn vader Godfried, hertog van Neder-Lotharingen, onderscheidde zich bij de verdediging van de stad Jeruzalem tegen Saladin. Als beloning verhief keizer Frederik I Barbarossa het landgraafschap tot hertogdom. In 1190, enkele dagen na de dood van Godfried III van Leuven werd tijdens een landdag in de abdij Comburg (Schwäbisch Hall) het hertogschap van Neder-Lotharingen gezagsloos verklaard, maar behielden de graven van Leuven het recht om het hertogelijke gezag uit te oefenen enkel binnen de door hun gecontroleerde graafschappen en voogdijgebieden.

In de 12e en vooral de 13e eeuw kenden de hertogen stadsrechten toe (doorgaans 'vrijheden' genoemd) waardoor individuele steden verregaande bevoegdheden verwierven.[7]

13e eeuw

Hertogdom Limburg en de Landen van Overmaas

Verdere uitbreidingen gingen vooral naar het oosten, om controle te krijgen over de landweg tussen Brugge en Keulen. In 1204 sloot koning Filips van Zwaben vrede met Hendrik I van Brabant. Hendrik verkreeg voogdij over het kapittel van Sint-Servaas te Maastricht en een gedeelte van Maastricht, het noordelijkste (vaste) bruggenhoofd over de Maas. Het andere gedeelte van Maastricht bleef in handen van de prins-bisschop van Luik. Zo was Maastricht tot aan de Franse tijd tweeherig; enerzijds stond het onder gezag van de hertog van Brabant en de latere Staten-Generaal, anderzijds dat van de prins-bisschop van Luik. In de eeuwen daarna vindt er geleidelijk meer gebiedsuitbreiding plaats in het gebied tussen Maas en Rijn. Dat Luik hier niet blij mee is, blijkt uit de bijna twee eeuwen voortslepende Luiks-Brabantse oorlogen. In 1239 versloeg Hendrik II van Brabant, de graaf van Dalhem, Dirk van Hochstaden, en in 1244 liet deze het graafschap Dalhem over aan de hertog.

In 1267 werd Jan I van Brabant de nieuwe hertog en verhuisde de hoofdstad van het hertogdom Brabant van Leuven naar Brussel. Jan I was een krachtige heerser die zijn gebied aanzienlijk vergrootte. Zijn pogingen de Brabantse invloed tussen Maas en Rijn te versterken brachten hem onder meer in botsing met de machtige aartsbisschop van Keulen. Zijn belangrijkste aanwinst was het hertogdom Limburg, (samenvallend met het noordoosten van de huidige Belgische provincie Luik en een deel van de Voerstreek, en genoemd naar de burcht Limburg aan de Vesder) en de Landen van Overmaas, samenvallend met het zuiden van de huidige Nederlandse provincie Limburg. Toen de kinderloze hertogin Irmgard van Limburg in 1283 overleed, kocht Jan I het opvolgingsrecht van een van haar erfgenamen. Dat was niet naar de zin van haar weduwnaar Reinoud I van Gelre. Het verzet werd echter tijdens de Slag bij Woeringen (nabij Keulen, 5 juni 1288) gebroken, waarna het hertogdom Limburg definitief aan Jan I werd toegewezen.

14e eeuw

Na de dood van Jan III van Brabant in 1355 volgde onder de zwagers van zijn dochters de Brabantse Successieoorlog. Tijdens de Vrede van Aat werd afgesproken dat de oudste dochter, Johanna van Brabant het hertogdom zou erven, maar dat indien zij kinderloos zou sterven het hertogdom zou overgaan naar haar jongere zus Margaretha van Brabant (1323-1380), vrouw van de graaf van Vlaanderen Lodewijk van Male of haar kinderen.

Na het kindloos overlijden van Jan van Valkenburg en de volgende successiestrijd, verkreeg de echtgenoot van hertogin Johanna van Brabant, Wenceslaus I van Luxemburg, in 1365-1378 het land van Valkenburg. De heerlijkheid 's-Hertogenrade, het graafschap Dalhem en het land van Valkenburg, werden samen de landen van Overmaas genoemd (vanuit Brussel bestuurd liggen zij 'over de rivier de Maas'). Het hertogdom Limburg en de landen van Overmaas werden in (personele unie) bestuurd door de hertog.

In 1396 kreeg de dochter van Margaretha van Brabant, Margaretha van Male, getrouwd met de hertog van Bourgondië Filips de Stoute, het hertogdom Brabant toegewezen van haar hoogbejaarde tante. Dit stuitte op sterke tegenstand van de Staten van Brabant. Na de dood van Johanna in 1406 kon Margaretha van Male het hertogdom wel met goedkeuring van de Raad laten erven door haar tweede overlevende zoon Anton van Bourgondië.

De Bourgondische 15e eeuw

Kaart van Brabant van Gielis vander Hecken (ca. 1536)

Na de dood van Filips van Saint-Pol, zoon van Anton, in 1430 komt Brabant formeel bij de Bourgondische hertogen (zijn neef hertog Filips de Goede). In 1430 was Filips de Goede ook al een goede tien jaar graaf van het rijke Vlaanderen en hij zou in de komende jaren een rijk uitbouwen in de Nederlanden dat uiteindelijk (in 1543) uit Zeventien Provinciën bestaat. Tevens legt Filips de Goede de basis voor de natievorming van de Lage Landen. Zo richt hij in 1464 de Staten-Generaal der Nederlanden op. Hij gaf eveneens de aanzet tot de bouw van het imposante Paleis op de Koudenberg in Brussel om van hieruit het hele Rijk der Nederlanden te beheren. Zeker na de voltooiing van de Aula Magna, waar de Staten-Generaal vergaderde, in 1459, werd Brussel de hoofdstad van Filips de Goede. Zijn opvolgers Karel de Stoute en Maria van Bourgondië hadden een voorkeur voor Mechelen als politiek centrum, dat een belangrijke rol zou spelen tot het overlijden van landvoogd (onder Keizer Karel V) Margaretha van Oostenrijk in 1530. De verklaring van ontvoogding van keizer Karel V in 1515 vindt wel weer plaats in het Paleis op de Koudenberg en in 1530 is het hier dat Maria van Hongarije tot landvoogdes van de Nederlanden wordt aangeduid. Het is mede dankzij zijn paleis dat Brussel zo het politieke centrum van de Nederlanden wordt, en nadien van de Zuidelijke Nederlanden en van België.

Met de dood van Maria van Bourgondië in 1482 komen de Zeventien Provinciën, en dus ook het hertogdom Brabant, in handen van de Habsburgers, in wiens handen ze zouden blijven tot 1795. Nadat haar zoon, Filips I van Castilië huwde met Johanna van Castilië, zouden de (Zuidelijke) Nederlanden vanaf het begin van de zestiende eeuw tot het begin van de achttiende eeuw vanuit Spanje bestuurd worden.

Eerste helft 16e eeuw: keizer Karel

Kaart van het noordwestelijk gedeelte van Brabant in 1645 gemaakt door Blaeu
Kaart van het noordoostelijk gedeelte van Brabant in 1645 gemaakt door Blaeu

In 1506 wordt Karel van Luxemburg, de latere keizer Karel V, de nieuwe hertog van Brabant. Echter tot 1515 fungeert zijn grootvader, keizer Maximiliaan I van Oostenrijk, als voogd.

Door de Pragmatieke Sanctie van 1549 werd de personele unie van de Lage Landen gebetonneerd. Deze constitutionele akte bepaalde dat Vlaanderen onderdeel werd van de Zeventien Provinciën, die de Nederlanden uitmaakten en vanaf dat ogenblik steeds als één geheel overgeërfd zouden worden. Vanaf dan maken de Nederlanden feitelijk geen deel meer uit van het Heilige Roomse Rijk, een proces van losweking dat al ingezet werd door Filips de Goede in 1464.

In 1550 wordt het Bloedplakkaat afgekondigd, een ordonnantie tegen de protestanten.

Tachtigjarige Oorlog

Het Noordbrabants Museum - De 80-jarige oorlog
Zie Tachtigjarige Oorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Filips II van Spanje, zoon van keizer Karel V voerde eigenzinnige kerkhervormingen door, waarop in 1568 de Tachtigjarige Oorlog uitbrak. In het begin hield Brabant zich afzijdig, maar na de massale muiterijen onder de Spaanse troepen en de hieruit volgende Spaanse Furie riepen de Staten van Brabant op eigen voorstel de Staten-Generaal van de Nederlanden bijeen, waaruit de Pacificatie van Gent voortkwam. Even later verenigden alle gewesten (behalve Luxemburg) zich in de Unie van Brussel tegen de aanwezigheid van de 'Spaanse' troepen. Op deze manier wist Brabant in samenwerking met Willem van Oranje de gematigde en radicale opstandelingen te verenigen. De nieuwe landvoogd, don Juan van Oostenrijk, moest zwichten voor deze massale opstand en liet zijn troepen terugtrekken naar het koningsgezinde Luxemburg na de ondertekening van het Eeuwig Edict.

Maar de vrede is van korte duur. Na de verovering van de Citadel van Namen op 24 juli 1577 en de volledige vernietiging van het Staatse leger in de Slag bij Gembloers op 31 januari 1578, wist Don Juan Leuven te veroveren. Brabant was erg verzwakt, en in sommige steden braken gevechten uit tussen calvinisten en katholieken. De opvolger van Don Juan, de Spaanse generaal Alexander Farnese, heroverde in de jaren 1579-1585 geheel Brabant (Parma's Negen Jaren).

Op 1 juli 1579 vond het Schermersoproer plaats; na een bloedig gevecht tussen katholieken en calvinisten in 's-Hertogenbosch leverden de katholieken de stad uit aan de Spanjaarden. Om te voorkomen dat Mechelen zich ook zouden aansluiten bij de Spanjaarden, nam de Staatse burgemeester van Brussel, Olivier van den Tympel, de stad in (Engelse furie). Bovendien sloten alle Brabantse steden (op de koningsgezinde steden 's-Hertogenbosch en Leuven na) zich dat jaar aan bij de Unie van Utrecht en in 1581 verklaarden ze zich onafhankelijk met het Plakkaat van Verlatinghe. In 1582 werd Frans van Anjou de titel "Hertog van Brabant" geschonken. Ondertussen veroverden de Spanjaarden Breda (Furie van Houtepen). Het volgende jaar viel Lier door verraad in Spaanse handen. Steenbergen werd bevochten tot driemaal toe en werd in 1583 door de Spanjaarden veroverd.

In 1585 kwam de genadeklap; de steden Brussel en Mechelen gingen verloren, en uiteindelijk ook de belangrijkste stad Antwerpen, die al maandenlang werd belegerd terwijl hulptroepen uit het noorden meermalen vergeefs geprobeerd hadden de stad te ontzetten. De Val van Antwerpen wordt gezien als de definitieve scheiding tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Ten slotte vallen ook Grave (1586) en Geertruidenberg (1589).

Het tij keerde met de vernietiging van de Spaanse Armada in 1588. Tijdens de Tien Jaren begonnen Maurits van Oranje-Nassau en Willem Lodewijk een grote veldtocht om Brabant te heroveren. Breda werd als eerste heroverd met behulp van het Turfschip van Breda. Later versloeg Frederik Hendrik het Leger van Vlaanderen in het Beleg van 's-Hertogenbosch. Uiteindelijk werd het noordelijk deel van Brabant bij vredestraktaat door Filips IV van Spanje overgedragen aan de Republiek als Generaliteitsland, het zogenaamde Staats-Brabant. Het werd bestuurd door de Noordelijke Staten-Generaal.

Het hertogdom Brabant in de Zuidelijke Nederlanden

Het zuiden bleef als Konings-Brabant onder Spaanse heerschappij, maar verkreeg een grote mate van autonomie van de landvoogden Albrecht en Filips' dochter Isabella. Die bestuurden het grondgebied samen met de Zuidelijke Staten-Generaal.

Nadat de Spaanse tak van de Habsburgers was uitgestorven, ging het gebied over naar de Oostenrijkse Habsburgers, en werd het vaak Keizers-Brabant genoemd om het te onderscheiden van Staats-Brabant. In 1787 reeds ontwierpen de Staten van Brabant, voortgedreven door Hendrik van der Noot, de plattegrond voor een opstand. In 1789, met de Brabantse Omwenteling, begonnen met de Slag bij Turnhout, verklaarde Brabant zich niet meer onderworpen aan de soevereiniteit van keizer Jozef II na diens vernieuwingspolitiek. Andere landsheerlijkheden volgden het voorbeeld van Brabant en stichtten de Verenigde Nederlandse Staten. De Oostenrijkers herstelden echter in 1790 het gezag, nu onder keizer Leopold II.

Tijdens het ancien régime kende men in het westelijk deel van het hertogdom Brabant het zogenaamde meiseniersstatuut, waarmee de vrije boerenstand aangeduid werd. Het genoot zeer oude privileges, die later ook door de hertog verleend werden aan de poorters van een stad. Een meissenier diende zich te laten registreren. De brieven werden uitsluitend uitgevaardigd door de schepenbank van Grimbergen en op het Kasteel van Gaasbeek. De privileges van de meisseniers omvatten onder meer de vrijstelling van de "Dode Hand" ten aanzien van de hertog van Brabant (dat wil zeggen vrijstelling van erfenisrechten), vrijstelling van passagerechten binnen Brabant en het recht om binnen Brabant gevonnist te mogen worden, ongeacht waar het misdrijf moge plaatsgevonden hebben. Het recht was erfelijk in vaderlijke lijn en vond toepassing tot het einde van 18e eeuw, wanneer het meiseniersstatuut verviel bij de opheffing van het ancien régime.

Brabant na het ancien régime

Zie Bataafs-Brabant voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Er kwam een definitief einde aan het hertogdom in 1795. Brabant raakte in de maalstroom van de Franse Revolutie en werd geannexeerd door Frankrijk. Het werd opgesplitst in twee departementen: Dijle en Twee Neten. Na de val van Napoleon in 1815 kwam er geen restauratie van de voormalige vorstendommen, maar werden de Franse departementen getransponeerd naar Nederlandse provincies: Zuid-Brabant, Antwerpen en Noord-Brabant. Na de Belgische Revolutie van 1830 werd deze toestand ook overgenomen in het nieuwe koninkrijk, met dien verstande dat de provincie Zuid-Brabant voortaan gewoon Brabant ging heten, alsof Noord-Brabant en Antwerpen niet meer bestonden.

Bij een staatshervorming in 1995 werd deze provincie Brabant opgesplitst in drie delen: Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Bestuurlijke indeling

Het hertogdom Brabant was verdeeld in vier kwartieren, met aan het hoofd een kwartierschout:

Elk van deze kwartieren was weer verder onderverdeeld.

Parallel was er een zesdelige indeling in districten of hoofdmeierijen.[8] Deze werd gecreëerd door hertog Hendrik I en kreeg definitief vorm onder hertog Jan III. Hoewel dit terugging op oude structuren beheerd door domeinambtenaren, had de administratieve traditie verschillende benamingen in het leven geroepen: Brussel was een ammanie, Leuven, Tienen en 's-Hertogenbosch meierijen, Antwerpen een markgraafschap, en Waals-Brabant een baljuwschap. Aan het hoofd stond naargelang het geval een amman, meier, hoogschout of drossaard.

Deze indelingen hebben bestaan tot 1795, toen de Fransen het ancien régime afschaften en er departementen werden gevormd.

Steden en vrijheden van het hertogdom Brabant

Steden die vrijheden bekwamen hadden het recht om een markt te organiseren op hun grondgebied. Dorpen hadden dit recht niet en hadden daardoor geen eigen marktplein. Het marktplein wordt in sommige gemeenten de vrijheid genoemd. Niet ommuurde plaatsen met stadsrechten werden vrijheden genoemd.

Kwartier van Antwerpen

Nota: de stad en heerlijkheid Mechelen, heerlijkheid Heist op den Berg en heerlijkheid Gestel (een gehucht bij Berlaar) vormden onafhankelijke gebieden binnen Brabant en behoorden alle tot het land van Mechelen. Willemstad en Klundert, ondanks dat ze opgericht werden op het vroegere territorium van Bergen op Zoom, worden tot het graafschap Holland gerekend. Deze twee bolwerken waren de noordelijke tegenhanger van Zandvliet. Naast de steden waren er binnen het kwartier ook dorpen met een aanzienlijke omvang: Borgerhout, Mol, Westerlo, Oudenbosch en Roosendaal

Kwartier van Leuven

Nota: Hoegaarden was een groot dorp behorende tot het prinsbisdom Luik

Kwartier van Brussel

Nota: de stad Halle behoorde tot het graafschap Henegouwen

Meierij 's-Hertogenbosch

Verwante pagina's

Verder lezen