Gerrit Komrij
Komrij in Vila Pouca da Beira, 1994
Algemene informatie
Volledige naam Gerrit Jan Komrij
Pseudoniem(en) Mr. Pennewip, Patrick Demompere, Gerrit Andriesse, Joris Paridon, Griet Rijmrok
Geboren 30 maart 1944
Geboorteplaats Winterswijk
Overleden 5 juli 2012
Overlijdensplaats Amsterdam
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep Dichter, schrijver, vertaler, criticus, polemist
Werk
Jaren actief 1968-2012
Bekende werken De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten
Dbnl-profiel
Website
Portaal  Portaalicoon   Literatuur
Zebrapad uit gedicht "Utrechtsestraat, Zebrapad" (foto augustus 2023)

Gerrit Jan Komrij (Winterswijk, 30 maart 1944Amsterdam, 5 juli 2012) was een Nederlands dichter en kenner van de Nederlandse poëzie, schrijver, feuilletonist vertaler, criticus, polemist en toneelschrijver. In 1993 werd hem de P.C. Hooft-prijs toegekend voor zijn beschouwend proza. Hij was van 2000 tot 2004 de Dichter des Vaderlands. Komrij stond bekend om zijn virtuoze en kleurrijke taalgebruik en was een gevreesd polemist.[1][2]

Na in Winterswijk het gymnasium te hebben afgerond, trok Komrij in 1963 naar Amsterdam. Een studie Nederlands brak hij na een half jaar af. Vanaf 1967 werkte hij als vertaler. In 1968 verscheen zijn debuut als dichter, waarna een stroom vertalingen, essays, recensies en gedichten het licht zag. In 1984 emigreerde Komrij met zijn vriend Charles Hofman naar Portugal.

Levensloop

Jonge jaren (1944-1963)

Gerrit Komrij werd geboren op 30 maart 1944,[3] in de Iepenstraat 23 ('in een werkmansstraat - type tuindorp') te Winterswijk.[4][5] Van 1950 tot 1956 zat hij op de lagere school aan de Vredenseweg. Zijn moeder was zorgzaam, maar sloot iedere emotionaliteit en elk lichamelijk contact uit.[6]

Vanaf 1956 doorliep hij aanvankelijk de HBS te Winterswijk, maar een jaar voor het eindexamen stapte hij, op advies van een leraar aan zijn ouders, over naar de vierde klas gymnasium van het Winterswijks Lyceum.[7][8] Om zijn achterstand in Latijn en Grieks weg te werken studeerde hij achttien uur per dag en in de zomervakantie.[7]

Komrij schreef gedichten en andere bijdragen in de schoolkrant. Bij een drukkerij in Winterswijk werd in 1963 zijn eerste bundel van vier gedichten gedrukt, Dekonstruktie in vier delen. Voor Komrij was dit echter een pseudodebuut.

Amsterdam (1963-1968)

Na zijn eindexamen in 1963 begon Komrij aan de studie Neerlandistiek in Amsterdam. Hij volgde ook colleges Algemene en Vergelijkende Westeuropese Literatuurwetenschap, maar na een half jaar stopte hij met de studie. Wel verscheen in het tijdschrift Kaas en Brood van de studentenvereniging Olofspoort zijn gedichtencyclus Architektuur I, II, III, IV.[9]

In Amsterdam woonde hij op het Leidse Bosje, in een Jordanees bordeel aan de Nieuwe Leliestraat en aan de Stadhouderskade met uitzicht op De Nederlandsche Bank. Zijn sociale leven speelde zich af in de 'homoseksuele underground', maar zijn levenspartner Charles Hofman ontmoette hij buiten dat circuit, in een koffiekelder.[9]

In 1965 vertrok hij naar Kreta met de bedoeling zich daar te vestigen, maar aan het einde van 1966 keerde hij terug. Op Kreta had hij in zijn levensonderhoud voorzien met het geven van onderwijs in Frans, Duits en Engels. In 1967 werkt hij kortstondig als redacteur bij uitgeverij De Arbeiderspers, maar kon daarmee ophouden, omdat hij inmiddels was begonnen met vertalen. Hetzelfde jaar betrokken Komrij en Charles een woning aan de Van Lennepkade 191.[10]

Dichter en schrijver te Amsterdam (1968-1984)

Zijn echte debuut als dichter is de bundel Maagdenburgse halve bollen en andere gedichten in 1968. In 1976 schreef Komrij op muziek van Boudewijn de Groot het lied Kinderballade, dat een jaar later op single verscheen. In 1979 publiceerde hij de eerste versie van de bloemlezing De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten. Na een kwarteeuw was deze bijbel van de dichtkunst der Lage Landen in 2004 door uitbreiding toe aan een veertiende editie met de aangepaste titel Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten.
De periode van Komrijs jeugd in Winterswijk, tot zijn studentenjaren in Amsterdam, ligt ten grondslag aan het autobiografische Verwoest Arcadië (1980), dat zich richt op de verhouding van de hoofdpersoon Jacob tot jongens en boeken.

Gerrit Komrij (1981)

Dichter en schrijver te Portugal (1984-2012)

Komrij en Charles emigreerden in 1984 naar Portugal en vestigden zich in Alvites, in de bergen van Trás-os-Montes. In 1988 verhuisden zij naar Vila Pouca da Beira.

In 1990 hield Komrij in de Pieterskerk te Leiden de Huizingalezing aan de Universiteit Leiden.[11] Drie jaar later ontving hij de P.C. Hooft-prijs voor zijn beschouwend proza.

In 1997 schreef hij Niet te geloven - een prieelgesprek ter gelegenheid van de Boekenweek, een fictief verslag van een praatgroep in de vorm van een trialoog over religie tussen een relimaan, een relifiel en een relifoob naar aanleiding van de vraag of er sprake zou zijn van een opleving van het geloof, waarbij zij van gedachten wisselen over allerlei thema's uit de godsdienstwetenschap en de geschiedenis van de verdediging en de bestrijding van het geloof.

Op 26 januari 2000 werd Komrij door Nederlandse lezers uitgeroepen tot de eerste Dichter des Vaderlands, voor een periode van vijf jaar. In januari 2004 deed hij afstand van zijn functie.

Komrij groeide uit tot een gewaardeerd schrijver en gevreesd criticus. Hij won talrijke literaire prijzen en ontving op 8 februari 2000 een eredoctoraat van de Universiteit Leiden, dat hem werd uitgereikt in de Pieterskerk. Ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag organiseerde het Letterkundig Museum in 2004 de tentoonstelling Scripta Manent, maar niet altijd – Gerrit Komrij zestig jaar.[12]

In 2009 verscheen de uitgave Dansen op Spijkers. Dit is een cd, gemaakt in samenwerking met componist Louis Gauthier, waarop een deel van Komrijs oeuvre te beluisteren is als liederen. Komrij schreef dat jaar ook het Groot Dictee der Nederlandse Taal en stond aan de wieg van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, geïnspireerd door de National Poetry Competition in het Verenigd Koninkrijk. In 2011 trad hij op als verteller en schrijver in het theaterstuk De zeven zonden van Jeroen Bosch samen met Camerata Trajectina, een ensemble voor oude muziek waarvoor hij eerder alternatieven voor de verloren gegane teksten van Jacob Obrechts liederen had uitgeschreven - dit naar aanleiding van de herdenking van het 500e sterfjaar van deze Nederlandse polyfonist in 2005.

In 1976 schreef Komrij voor NRC Handelsblad een jaar lang columns over televisie-programma's; de televisie noemde hij de 'treurbuis'. De dichter verwierf zo bekendheid bij een groter publiek als recensent die niet bang was om vijanden te maken.[13] In de jaren 90 schreef hij voor de NRC over literaire onderwerpen. Vanaf maart 2011 verzorgde hij een jaar het weblog 'Komrij 2.0' op de internetsite van de krant over zijn ervaringen als 'technologiecolumnist' in de digitale wereld.[14]

Het graf van Gerrit Komrij, Cemiterio Novo - Vila Pouca Da Beira.

Gastconservator Stedelijk Museum

Komrij stelde in 1996 als gastconservator in het Stedelijk Museum Amsterdam de tentoonstelling Kijken is bekeken worden samen. Uit de collectie van het Stedelijk koos Komrij ongeveer honderd schilderijen uit met de schilderkunst als verbindend element. Opzet was om te laten zien hoe mensen in de kunst naar elkaar kijken. Om die reden hield hij van zelfportretten. Hij selecteerde zowel buitenlandse als Nederlandse schilders, waarvan de meeste uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Met andere kunstvormen dan schilderkunst had hij naar eigen zeggen niet veel op. "Kunst hoort aan een spijker te hangen", zo vond hij. Bij de tentoonstelling schreef Komrij de catalogus Kijken is bekeken worden - uit de kelders van het Stedelijk".[15]

Overlijden en nalatenschap

Komrij overleed op 68-jarige leeftijd in juli 2012 na een kort ziekbed in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam.[16] Op 20 september verscheen postuum de dichtbundel getiteld Boemerang en Andere Gedichten. Volgens zijn uitgever lag deze al min of meer klaar op het bureau van Komrij.

In november 2012 werd een klein deel van de bibliotheek van Komrij geveild bij het Haarlemse veilinghuis Bubb Kuyper Veilingen. Het betreft hier 1638 kavels in wat wordt genoemd The Library of Gerrit Komrij. Part 1. Highlights and a first selection. De veiling was, blijkens het voorwoord in de veilingcatalogus, al mede geïnstigeerd en voorbereid door Komrij zelf die het veilinghuis in het vroege voorjaar van 2012 benaderde voor die veiling.

In november 2019 overleed zijn partner Charles Hofman op 72-jarige leeftijd in Portugal. Komrij haalde hem of hun relatie vaak aan in zijn werk, onder meer in het gedicht Utrechtsestraat, zebrapad. Komrij droeg volgens zijn uitgever al zijn werk op aan Hofman, die zelf grote glas-in-loodwerken maakte.[17]

Poëticale opvattingen

Vanaf zijn poëziedebuut Maagdenburgse halve bollen uit 1968, dat Komrij voorzag van een citaat van A.C.W. Staring als motto, werd hij waargenomen als een neo-romanticus. Volgens letterkundige W.G. Glaudemans was het Komrij er echter niet zozeer om begonnen zich in een romantische traditie te voegen als wel om zich op polemische wijze te distantiëren van de experimentele poëzie van de Vijftigers en Zestigers die destijds in zwang was.[18] Ten eerste is de poëtica niet-mimetisch: poëzie kan geen instrument zijn om de werkelijkheid te beschrijven, zodat sprake is van een niet-mimetische poëtica. Niet voor niets heet een bloemlezing uit eigen werk Alles onecht.[19] Ten tweede is de poëtica niet-expressief: poëzie drukt niet de binnenwereld van de dichter uit en is dus geen instrument om de emoties van de dichter gestalte te geven. De aard van de poëtica is niet-expressief.[20] Ten derde is de poëtica niet-pragmatisch: poëzie heeft geen opvoedkundige of propagandistische functie, of het moet propaganda voor de onafhankelijkheid van de poëzie zelf zijn. Het betekent een onacceptabele inperking van de poëzie wanneer zij ondergeschikt wordt gemaakt aan een vooraf gegeven boodschap.[21] Ten vierde is de poëtica niet-metafysisch: Komrij onderscheidt zich van het symbolisme omdat bij hem de voor symbolisten typerende pretentie ontbreekt dat de poëzie uitzicht kan bieden op of een verbinding kan leggen naar een hogere werkelijkheid.[22]

Een fundamenteel uitgangspunt is voor Komrij de vrijheid van de dichter om zich nergens op vast te leggen.[23] Komrijs poëtica is autonomistisch: het gedicht schept een eigen, talige werkelijkheid. De autonomie van het gedicht blijkt uit programmatische bundeltitels die een zelfstandig geheel uitdrukken: Maagdenburgse halve bollen en Gesloten circuit.[24] In het poëticale vers 'Het gedicht' drukt Komrij die zelfstandigheid uit door elke zin de eigen plek in het gedicht te laten beschrijven: 'De eerste regel is om te beginnen/ De tweede is de elfde van beneden' en zo voort tot de slotzin: 'De twaalfde is van niets de eindconclusie.'[25] De uiterste consequentie van de vrijheid en autonomie is dat het gedicht ook ontsnapt aan de interpretatie van lezers. Om uit te drukken dat het gedicht geen sporen nalaat, hanteert Komrij als metafoor het niets zijn of niet bestaan van het gedicht.[26]

Het scheppingsproces vereist veel concentratie en is een langdurig proces. 'Stijl is de hardnekkigheid waarmee je taal kneedt tot 'n architectonisch juweel,' aldus Komrij zelf.[27] Gaandeweg het ontstaansproces leggen poëtische wetten als metrum, rijm, klank de dichter beperkingen op en sturen zo het gedicht in zekere richting. In het gedicht 'Angst' beschrijft Komrij het dichten, waarbij vooral de typografie en de klank regulerend werken. Ook de symbolistische gedachte dat het initiatief van het gedicht zelf uitgaat, is bij Komrij aanwezig. Tegen deze achtergrond kan de titel van zijn bloemlezing Alles onecht ook opgevat worden als: een gemaakte, gekunstelde taalconstructie.[28]

Eerbetoon

Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr schreef naar aanleiding van het overlijden van zijn voorganger het afscheidsgedicht ‘Voor Gerrit’[29] en Het Utrechts Dichtersgilde droeg op 7 juli 2012 een van De Letters van Utrecht aan hem op.[30] Bij de verhuizing naar een nieuw gebouw van openbare scholengemeenschap De Driemark in Komrijs geboorteplaats Winterswijk in augustus 2012 werd de school omgedoopt in Gerrit Komrij College, na een internetstemming in 2011 waarbij zijn naam uit 1200 suggesties gekozen werd.[31] Komrij had, onder voorbehoud van zijn gezondheidstoestand, al toegezegd de nieuwe school te willen openen. Dit heeft hij niet meer mogen meemaken. Zijn partner Charles Hofman was wel aanwezig. Op 29 maart 2014 werd in de hal van de school een buste in brons van Gerrit Komrij onthuld, gemaakt door Jeroen Spijker.[32] Eerder al werd LINT-treinstel 26 van vervoermaatschappij Syntus naar hem vernoemd. In 2012 riep Neerlandistiek.nl, het blog voor neerlandici, de Gerrit Komrij-prijs in het leven.

Prijzen

Bibliografie

Romans, poëzie en essays

Hoorspelen en Libretto

Musicals

Bibliofiele uitgaven

Van Gerrit Komrij bestaan dermate veel bibliofiele uitgaven, dat een aparte bibliografie van deze publicaties wenselijk is. Hierbij is uitgegaan van publicaties die niet via de reguliere handel verkrijgbaar zijn. Tussen haakjes vestigingsplaats en naam van de drukker/uitgever en, indien bekend, de totale oplage.

Zie de categorie Gerrit Komrij van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Wikinieuws heeft een nieuwsartikel over dit onderwerp: Gerrit Komrij (68) overleden.