Grote Noordse Oorlog
De Zweedse overwinning bij Narva in 1700, door Gustaf Cederström, 1910
Datum 1700–1721
Locatie Europa
Resultaat Overwinning voor de coalitie

Rusland vestigt zich als een nieuwe macht in Europa.

Territoriale
veranderingen
Lijfland, Estland, Ingermanland en een deel van Karelië naar het Russische Rijk, Bremen-Verden naar Hannover, Zweeds Achter-Pommeren naar koninkrijk Pruisen
Strijdende partijen
Zweden (1700–1721)

Gottorp (1700–1719)
Brunswijk-Lüneburg (1700)
Engeland (1700)
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1700)
Polen-Litouwen (1704–1709)
Kozakken-Hetmanaat (1708–1709)
Ottomaanse Rijk (1710–1714)
Piraten van Madagaskar (1718)[1]

Rusland (1700–1721)

Koninkrijk Denemarken en Noorwegen (1700;1709-1721)
Polen-Litouwen (1700–1704;1709–1721)
Saksen (1700–1704;1709–1721)
koninkrijk Pruisen (1715–1721)
Hannover (1715–1721)

Leiders en commandanten
Karel XII

Frederik I
Magnus Stenbock
Arvid Horn
Carl Gustaf Rehnskiöld
Adam Ludwig Loewenhaupt
Frederik IV
Karel Frederik
George Willem
George Rooke
Stanislaus Leszczynski
Ivan Mazepa
Ahmed III

Peter de Grote

Boris Sjeremetev
Aleksandr Mensjikov
Frederik IV
August II
Frederik Willem I
George I

Troepensterkte
77 000 tot 393 400, waarvan

77 000-135 000
Ottomanen 100 000-200 000
8 000-40 000
16 000
10 000
1 400
Onbekend (50 schepen)

Ten minste 360 000, waarvan

170 000 (excl. garnizoenen)
40 000
max. 100 000
ca. 50 000
Onbekend[2][3]

De Grote Noordse Oorlog (1700-1721) was een oorlog waarin de zogenaamde Noordelijke Alliantie (bestaande uit Rusland, Denemarken-Noorwegen, Polen-Litouwen en Saksen) vocht tegen Zweden om de macht in de Oostzee. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden streed kortstondig aan Zweedse zijde.

De oorlog was een nederlaag voor Zweden, terwijl Rusland als de nieuwe grootmacht in de Oostzee gold en een nieuwe belangrijke speler in de Europese politiek werd. De rol van Zweden werd veel bescheidener dan tevoren.

Achtergrond

[bewerken | brontekst bewerken]
Kaart van de Baltische provincies van Zweden eind 17e eeuw

De oorzaak van de Grote Noordse Oorlog werd bepaald door vele factoren en de oorsprong van het conflict is te herleiden tot het begin van de 17e eeuw. In de vele oorlogen tegen het Koninkrijk Denemarken, Polen-Litouwen en het Russische Rijk tot 1660 had Zweden de oppermacht in het Oostzeegebied verkregen. Zweden had met de Vrede van Stolbovo (1617) het tsarenrijk de toegang tot de Oostzee ontnomen en bij Denemarken volledige soevereiniteit over de Sont afgedwongen, met de Vrede van Oliva (1660). In de daaropvolgende jaren werd Zweden in zijn buitenlandbeleid gesteund door Frankrijk en zou daarom zijn verworvenheden behouden. Als gevolg van deze ontwikkelingen tekenden zich aan het eind van de 17e eeuw de volgende conflicten in Noordoost-Europa af[4]:

Kort na de troonsbestijging van Karel XII van Zweden (1682-1718) begon zich een bondgenootschap te vormen tussen de drie potentiële tegenstanders van Zweden. In zijn eerste regeringsjaar benoemde de jonge koning zijn zwager, hertog Frederik IV van Sleeswijk-Holstein-Gottorp (1671-1702), tot "opperbevelhebber van alle Zweedse troepen in Duitsland" en droeg hem op de verdediging van het Gottorpse deel van het Hertogdom te verbeteren. Deze militaire voorbereidingen waren de aanleiding voor de eerste onderhandelingen voor een alliantie tussen Denemarken en Rusland in juni 1698.[6] In augustus 1698 ontmoetten tsaar Peter de Grote en Koning August II elkaar in Rawa, waar zij de eerste voorbereidingen troffen voor een gezamenlijke aanval op Zweden.[7] De formele overeenkomst van de alliantie werd gesloten op 21 november 1699 GREG (11 november JUL), met het Verdrag van Preobrazjenskoje. Pas op 3 december GREG (23 november JUL) van dat jaar volgde een overeenkomst tussen tsaar Peter I en koning Frederik IV van Denemarken (1671-1730). Denemarken was sinds maart 1698 met Saksen verbonden door middel van een defensieve alliantie. In beide overeenkomsten werd Zweden niet genoemd. De overeenkomsten verplichtten alle ondertekenaars bijstand te verlenen aan elkaar, in het geval van een aanval of wanneer de handel werd gedwarsboomd. Bovendien liet tsaar Peter I een clausule toevoegen volgens welke hij pas na een vredesakkoord tussen Rusland en het Ottomaanse Rijk verbonden zou zijn aan het contract.[8]

Verloop

[bewerken | brontekst bewerken]

Aanval van de Saksen op Lijfland

[bewerken | brontekst bewerken]

Op 12 februari 1700 viel het Saksische leger, zonder een oorlogsverklaring, Lijfland binnen. De Lijflandse adel schaarde zich echter niet achter de Saksen en de inname van Riga mislukte. De Poolse adel voelde zich bedrogen door Koning Augustus en verklaarde dat het Pools-Litouwse Gemenebest niet in oorlog was met Zweden. Er waren echter enkele Poolse magnaten die zich achter de koning schaarden, waaronder prins Hieronim Augustyn Lubomirski. Op 11 maart verklaarde Denemarken de oorlog aan Zweden en trok het aan Zweden verbonden hertogdom Sleeswijk-Holstein-Gottorp binnen.

Veldtocht van Karel XII tegen Denemarken

[bewerken | brontekst bewerken]

De Zweedse koning Karel XII beval mobilisatie. Het Zweedse leger bestond, in tegenstelling tot andere landen, niet uit huurlingen. In het begin van de 18e-eeuw bedroeg de troepensterkte zo'n 76.000 soldaten met in totaal 57 regimenten, waarvan 34 dienstplichtig en 23 vrijwillig (57 exclusief marine-eenheden).[9] De geuzennaam voor het Zweedse leger was Karoliner, naar de stichter van het Zweedse leger: Koning Karel XI van Zweden. De soldaten van elke eenheid woonden in tijden van vrede, als boeren in hun dorp, Indelningsverket[10] genaamd. Omdat de soldaten elkaar goed kenden, bleven zij tijdens een oorlog dicht bij elkaar. Desertie kwam dan ook zelden voor in het Zweedse leger. Het Frankrijk van Lodewijk XIV ondersteunde Zweden financieel. Zweden had, Zweeds-Pommeren, Gottorp, Finland, Karelië, Ingermanland en Lijfland meegerekend, circa 3 miljoen inwoners. Lodewijk XIV betaalde ieder jaar meer dan 1.000.000 livres.

Willem III van Oranje, stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel (1672-1702) en koning van Engeland, Schotland en Ierland (1689-1702), wilde een handhaving van de vrede in Noord-Europa en verlangde een gegarandeerd status quo.

Omdat Denemarken de agressor was in deze, en Engeland en de Republiek garantstellers waren van het Altonaer Verdrag, schaarden deze twee landen zich achter Zweden. Admiraal Rooke werd met een Engels-Nederlands eskader van 25 schepen naar Göteborg gezonden, ter ondersteuning van de Zweedse vloot. Zweden beschikte zelf over een vloot van 38 linieschepen en 12 fregatten; Denemarken had 33 linieschepen en 7 fregatten. De Zweedse vloot bereikte, na een gewaagde manoeuvre, de kleinste van de twee ingangen naar de zeestraat Sont (ter hoogte van Helsingør en Helsingborg). Hierbij bleef de vloot buiten het bereik van de kanonnen van de Deense vestingen langs de Sont. De Zweedse vloot voegde zich bij het Engels-Nederlandse eskader, zodat de totale vloot meer dan 60 schepen telde. Vanwege deze overmacht waagde de Deense admiraal zijn 33 schepen tellende vloot niet aan een zeeslag. Onder bescherming van deze vloot landde Karel XII op 23 juli 1700 op het Deense hoofdeiland Seeland, waarop ook de hoofdstad Kopenhagen gelegen is. In augustus begon de belegering van de hoofdstad.

De Deense koning Frederik IV was nu in een catastrofale situatie terechtgekomen:

Frederik IV moest zijn nederlaag accepteren en sloot op 18 augustus 1700 met Zweden de Vrede van Traventhal. De eerste campagne in de Grote Noordse Oorlog eindigde snel en vrijwel zonder bloedvergieten. De orde was hersteld en Denemarken trad uit de coalitie tegen Zweden.

Op 30 november 1700 werd het veel grotere leger van de ambitieuze tsaar Peter de Grote bij Narva in Oost-Estland verslagen.

Veldtocht van Karel XII tegen Polen-Saksen

[bewerken | brontekst bewerken]

In de nasleep van deze slag wist Karel XII ook nog in de slag bij de Düna August II van Polen te verslaan. Karel XII begon vervolgens een campagne tegen August II, koning van Polen en de keurvorst van Saksen, waarbij in 1702 onder meer Warschau werd aangevallen.

In 1704 brak er in Polen een burgeroorlog uit. Met het Verdrag van Altranstädt (1706) werd August II afgezet en vervangen door Stanislaus Leszczyński, kandidaat van Karel XII.

Veldtocht van Karel XII tegen Rusland

[bewerken | brontekst bewerken]

Karel XII verwaarloosde zijn positie in de Baltische landen en Peter de Grote verdreef de Zweden van de monding van de Neva, waar hij in 1703 Sint-Petersburg stichtte. Een jaar later werden Tartu en Narva in Estland veroverd en enkele jaren later grondig verwoest. Ook de stad Rakvere viel dit lot ten deel in het jaar 1703. Het definitieve keerpunt was in 1709 de Slag bij Poltava in Zuid-Rusland (nu Oekraïne), waar de Zweedse koning ondanks steun van de kozakkenhoofdman Mazeppa verloor van de tsaristische troepen. Hij vluchtte naar het bevriende Turkije. Het was het einde van de Zweedse hegemonie rond de Oostzee.

Rusland bezet Finland

[bewerken | brontekst bewerken]

De Russen rukten verder op, in 1710 veroverden ze Vyborg en in 1713 maakten ze van Sint-Petersburg hun hoofdstad. De Russen vergrootten hun druk op het Oostzeegebied en in 1714 versloegen ze de Zweedse marine tijdens de zeeslag bij Hanko. Finland was nu in Russische handen en werd bovendien geteisterd door hongersnood en pest. Deze periode wordt soms ook de Grote Woede (Zweeds: 'Stora ofreden'; Fins: 'isoviha') genoemd. Met de Vrede van Nystad in 1721 kreeg Zweden Finland terug. Men schat dat tegen die tijd de helft van de Finse bevolking was gestorven aan ontberingen.

Noorweegse Campagne

[bewerken | brontekst bewerken]

Na vijf jaar van ballingschap in Constantinopel (1709-1714), keerde Karel XII terug naar Zweden. Iedereen dacht dat hij na de val van Stralsund in 1715 rijp was voor vredesonderhandelingen. Integendeel, hij vatte het plan op om Noorwegen, dat een deel was van Denemarken, binnen te vallen. Tijdens het Beleg van Fort Fredriksten op 11 december 1718 werd Karel XII door een projectiel in het hoofd getroffen en hij stierf. Hij werd opgevolgd door zijn zus Ulrike.

Russisch eindoffensief

[bewerken | brontekst bewerken]

Rusland maakt van de zwakte van Zweden gebruik om zijn kusten aan te vallen. Zweden was nu genoodzaakt vrede te sluiten met Denemarken, het Verdrag van Frederiksborg (1720), met het Koninkrijk Pruisen en het keurvorstendom Hannover, waarvan de koning George I van Groot-Brittannië vorst was. Vooral dat laatste was belangrijk omdat Engeland van kamp veranderde en de Zweden hielp in hun strijd tegen de Russen.

Vredesverdragen

[bewerken | brontekst bewerken]

Het zou nog tot 1721 duren tot in Nystad (tegenwoordig bekender als Uusikaupunki in Finland) de Vrede van Nystad werd gesloten. Zie de bovenstaande kaart.

Rusland kreeg daarbij Lijfland, Estland, Ingermanland en het Karelische gebied rond Vyborg in handen (op de kaart blauwgroen, rechts). Die gebieden zouden de Russen twee eeuwen behouden. Zweden verloor ook bijna al zijn bezittingen in Duitsland: Bremen-Verden, op de kaart rozerood, kwam aan Hannover; het zuiden van Pommeren kwam aan Pruisen (op de kaart donkerblauw). Alleen een deel van Voor-Pommeren ten noorden van de Peene, de stad Wismar en het eiland Rügen bleven Zweeds. Denemarken verkreeg zeggenschap over een deel van Sleeswijk en Holstein (beige op de kaart).

Wetenswaardigheden

[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]

Engels

[bewerken | brontekst bewerken]

Duits

[bewerken | brontekst bewerken]
[bewerken | brontekst bewerken]
Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Grote Noordse Oorlog op Wikimedia Commons.