Jarmil Michael Burghauser (eigenlijk: Jarmil Michael Mokrý) (Písek (Bohemen), 21 oktober 1921 - Praag, 19 februari 1997) was een Tsjechisch componist, dirigent en musicoloog. Onder het pseudoniem Michal Hájků schreef hij ook composities in een bepaalde stijl, de Storie apocrifa della musica Boema.
Burghauser studeerde vanaf 1933 privé compositie bij Jaroslav Křička en vanaf 1937 bij Otokar Jeremiáš. Later studeerde hij aan het Praags conservatorium orkestdirectie bij Method Doležil en Pavel Dědecěk. Burghauser voltooide zijn studie in 1944. Daarna volgde hij een vervolgopleiding bij Václav Talich, die hij in 1946 afrondde.
Vervolgens studeerde Burghauser musicologie en psychologie aan de Univerzita Karlova bij Josef Hutter. In 1948 werden deze studie onderbroken. In verband met de politieke situatie in Tsjechië-Slowakije promoveerde hij pas in 1991. Vanaf 1946 was hij koordirigent bij het Nationale Theater in Praag, waar hij met onder meer Václav Talich samenwerkte.
Na ca. 1953 sloot het communistische regime hem steeds meer uit, waardoor hij zich meer ging bezighouden met compositie en muziekwetenschappelijke activiteiten. Het belangrijkste resultaat van laatstgenoemde arbeid is de kritische uitgave van het werk van Antonín Dvořák, waarvan hij tevens een nieuwe thematische catalogus schreef (de eerste was van Otakar Sourek, Burghausers schoonvader). De tweede, herziene, uitgave verscheen in 1995, vlak voor zijn dood.
De componist Burghauser begon oorspronkelijk vanuit de Tsjechische traditie van de negentiende eeuw en werd later beïnvloed door Bohuslav Martinu en Anton Webern. Bekend werden vooral zijn opera's, zoals Lakomec - (De gierige) en Karolinka a lhár (Caroline and Liar) naar het gelijknamige toneelstuk van Carlo Goldini, en balletten zoals "De knecht van twee meesters".
In de periode na de Praagse Lente (1968), de tijd van het proces van normalisering, werd Burghauser nog steeds genegeerd. Zijn naam kwam niet in de toen gepubliceerde Dvořák-editie voor, hoewel hij de hoofdredacteur was. Burghauser kon niet naar het buitenland reizen en radio-opnamen van zijn werken werden vernietigd. Opnieuw werkte hij als musicoloog. Met Milan Solc en de redactie van de Janáček-editie in Brno bezorgde hij een kritische uitgave van de composities van Leoš Janáček en in samenwerking met Ludvik Kundera publiceerde hij een kritische uitgave van het pianowerk van Leoš Janáček. Onder het pseudoniem Michal Hajku, dat Burghauser ook voor composities in oude stijl gebruikte, kon hij aan audiovisuele presentaties voor tentoonstellingen in het buitenland werken.
Na de Fluwelen Revolutie werd Burghauser gerehabiliteerd en werd hij tot voorzitter van de Tsjechische componistenbond gekozen. Hij werkte vele jaren in het Dvořák-genootschap en werd daarvan in 1984 voorzitter. Van 1978 tot 1989 was hij koordirigent aan de St. Margaretha-kerk van Brevnov in Praag. Burghauser beschouwde zichzelf als iemand van de 'verloren generatie' en vond een nieuwe activiteit in de wederopbouw van de scouting in Tsjechië.
Voltooid in | titel | aktes | première | libretto |
---|---|---|---|---|
1934 rev.1944 | Aladina en Palomid | 1934 | tekst van Maurice Maeterlinck | |
1949 | Lakomec - (De gierige) | 3 aktes | 20 mei 1950, Liberec | Ludek Mandaus naar Molière gebaseerd op "L'Avare" |
1950-1953 | Karolinka a lhár (Caroline and Liar) | 3 aktes | 13 maart 1955, Olomouc | Mandaus naar Carlo Goldinis gelijknamig toneelwerk |
1963-1964 | Most - (De brug) | 2 deelen | 30 maart 1967, Praag, Národní Divadlo (Nationaal Theater) | Jaroslav Pávek |
1944 | Tajemny trubač (De mysterieuze trompetspeler) (zie ook: Missen, cantates en geestelijke muziek) | naar Walt Whitman |
Voltooid in | titel | aktes | première | libretto | choreografie |
---|---|---|---|---|---|
1954 | Honza a Bert (Johny and the Devil) | 3 actes | Jan Rey | ||
1957 | Sluha dvou panu - De knecht van twee meesters | 3 actes | Jan Rey | ||
1969 | Tristram a Izalda | tien scènes | Vladimir Vasut |