Spreiding van de inheemsen en marrons
Aucaners/Ndyuka in het oranje
Groepsportret van Aucaanse marrons, circa 1919

De Aucaners of Ndyuka (Nederlands voorheen ook Djoeka en Djuka), ook wel Okanisi, is een groep Surinaamse marrons. Het zijn afstammelingen van Afrikanen die vanaf de zeventiende eeuw door de Nederlanders per slavenschip naar Suriname werden gebracht om verkocht te worden aan slavenhouders. Ze ontvluchtten de slechte omstandigheden op de plantages en bevrijdden zichzelf zo uit de slavernij. Ze vestigden zich in de bossen van het oosten van Suriname.

Naar geografische verspreiding worden de Ndyuka wel verdeeld in opu die langs het bovenstroomse gedeelte van de rivieren in de binnenlanden zijn gevestigd en bilo die aan het benedenstroomse gedeelte wonen van Tapanahony, Marowijne, Lawa, Cottica, Commewijne en Saramaka.

Verdrag

In oktober 1760, honderdendrie jaar voor de algehele afschaffing van de slavernij in Suriname, sloten de Ndyuka een vredesverdrag met het Nederlandse bewind en daarmee werden ze vrij en onafhankelijk.[1] Adyáko Benti Basiton, ook bekend als Boston Bendt en afkomstig uit Jamaica, speelde daarbij een belangrijke rol. Dit verdrag van 10 oktober 1760 tussen het koloniaal bestuur en de marrons werd getekend in het marrondorp Bongodoti aan de Mama Ndyukakreek.

Naam

Het dorp Bongodoti kon bereikt worden via de plantage Auka aan de Boven-Suriname vandaar dat de Ndyuka ook vaak Aukaners of Okanisi werden genoemd. De naam Ndyuka ontleenden zij aan de kreek Mama Ndyuka, waar de eerste leden van deze groep marrons zich vestigden. De naam betekent broedplaats van de vogel Ndyuka.

Lo

Een lo is een groep mensen met eenzelfde matrilinie. De Ndyuka zijn onderverdeeld in twaalf lo's. Officieel zijn het er twaalf; de dertiende is de 'neutrale' lo, waaruit de granman komt, en een veertiende lo sloot zich later aan.

De verschillende Lo's heten: Djoe, Pinas, Oto, Beei, Njanfai, Dikan, Misidjan, Pika, Pata, Compai, Pedi en Lape.

Zie ook

Literatuur