Resolutie 316 | ||
---|---|---|
Van de | Veiligheidsraad van de Verenigde Naties | |
Datum | 26 juni 1972 | |
Nr. vergadering | 1650 | |
Code | S/RES/316 | |
Stemming | voor 13 onth. 2 tegen
0 | |
Onderwerp | Conflict in Zuidelijk Libanon | |
Beslissing | Veroordeelde Israëlische aanvallen op Libanon en vroeg de vrijlating van daar ontvoerd personeel. | |
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1972 | ||
Permanente leden | ||
Niet-permanente leden | ||
Libanon
|
Resolutie 316 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd aangenomen op 26 juni 1972. Dertien leden stemden voor. Panama en de Verenigde Staten onthielden zich. De Resolutie veroordeelde de herhaaldelijke Israëlische incursies in het zuiden van Libanon en wilde dat Israël de Syrische en Libanese militairen die waren meegenomen vrijliet.
In Libanon, een buurland van Israël, woonden veel Palestijnse vluchtelingen. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) begon in 1968 met aanvallen op Israël, die vaak gelanceerd werden vanuit het door de PLO gecontroleerde zuiden van Libanon. Israël reageerde met vergeldingsacties op dorpen in deze regio, en hield Libanon verantwoordelijk voor het stoppen van de Palestijnse aanvallen op zijn grondgebied vanuit Zuid-Libanon. Meermaals eiste de Veiligheidsraad Israëls terugtrekking.
Op 20 juni 1972 vonden voor het eerst in vier maanden weer Palestijnse aanvallen plaats in Israël, nadat de Palestijnse strijders in het zuiden van Libanon met verschillende militaire operaties waren verdreven. Op de Hermonberg werd een tourbus geraakt door een antitankraket.[1]
Op 21 juni had het Israëlisch leger in Zuid-Libanon een Syrische colonne aangevallen, waarbij vijf soldaten omkwamen, en vijf Syrische en een Libanese officier en vier agenten krijgsgevangen werden genomen. Ook kwamen bij Israëlische bombardementen negen burgers om en werden veertig huizen verwoest of beschadigd. Volgens Israël waren de militairen tot honderd meter van de grens genaderd en hadden ze zelf het vuur geopend.[2]
Een maand later waren de gevangenen nog niet vrijgelaten, met resolutie 317 tot gevolg.
De Veiligheidsraad: