Brusselse tram
Basisgegevens
Locatie Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Vervoerssysteem Tram
Startdatum 1869
Lengte trajecten 140,9 km
Aantal lijnen 17
Lijn(en) 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Aantal voertuigen 388
Spoorwijdte 1.435 mm
Eigenaar Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Uitvoerder(s) MIVB
Portaal  Portaalicoon   Openbaar vervoer

De Brusselse tram is een netwerk van tramlijnen in Brussel en naar omliggende plaatsen. Hoewel het zeer omvangrijke netwerk in de tweede helft van de 20e eeuw door de metro en de bus flink is ingekrompen, bestaat het nog steeds uit een behoorlijk aantal lijnen en kilometers spoor.

Er rijden trams door alle 19 Brusselse gemeentes: Anderlecht, Brussel (stad), Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst, Watermaal-Bosvoorde. Ook de gemeenten Dilbeek, Drogenbos, Kraainem, Wezembeek-Oppem en Tervuren in de rand rond Brussel worden bediend door trams.

Geschiedenis

Tot de Eerste Wereldoorlog

De rode lijnen op de kaart zijn tramlijnen omstreeks 1876. TB zijn de doorgetrokken lijnen en de stippellijnen CFE.

De eerste paardentram reed in België in 1869 te Brussel. Het was een lijntje van de Naamsepoort naar het Ter Kamerenbos. In 1877 reed de eerste stoomtram in de stad maar deze machine was niet krachtig genoeg voor de Brusselse heuvels en kon met moeite slechts één wagen trekken en de proefnemingen werden gestaakt. De Tramways Bruxellois experimenteerde tegelijkertijd met een in Tubeke gebouwde locomotief maar deze voldeed ook niet. De onderdelen bleken te broos voor het zware werk en het experiment werd wederom gestaakt. In 1887 werden experimenten gedaan met accumulatorentrams. Dit waren trams die dienstdeden met een bepaalde hoeveelheid opgeslagen energie. Er kon niet naar tevredenheid mee worden gereden, er waren vele storingen en de actieradius was zeer beperkt. Het gebruik van een tramwagen met trolley in Luik werd ook in Brussel doorgevoerd en er ontstonden in 1894 de eerste Brusselse elektrische tramlijnen van het Stefaniaplein naar Ukkel. Tot de eeuwwisselingen bouwden meerdere ondernemingen hun tramlijnen uit. Er zijn diverse trambedrijven geweest. De belangrijkste waren:[1]

Tweeassige tram van de CFE bij het trammuseum

Daarnaast waren er kleinere bedrijven:

Deze laatste twee bedrijven reden op meterspoor en zijn gestart met stoomtractie in plaats van met paardentrams. In 1899 werd aan de TB een concessie verleend voor 45 jaar op voorwaarde dat elektrische tractie over het totale lijnennet werd ingevoerd. TB voldeed de jaren daarop aan deze eis. Tot de Eerste Wereldoorlog waren er in het net vele investeringen zoals zwaardere rails en een zwaarder motorvermogen in de trams. De buurtspoorwegen hebben in Brussel op hun regionaal spoornet stadsdiensten en lijnen opgezet; ze reden op meterspoor, in tegenstelling met de stadtrams op normaalspoor, wat drierailsporen vereiste op de gemene secties.

Interbellum

Tijdens de oorlog was er gebrekkig onderhoud, werden veel paarden opgevorderd en werd trammaterieel voor militaire doeleinden gebruikt. Hierdoor werden pas tegen 1925 de normale tramdiensten hersteld.

Op 1 januari 1928 kwam het tot een fusie van de netten van de TB en de CFE. Na de fusie reden alleen nog trams van de TB en de buurtspoorwegen. De CFE stond bekend om haar 'chocoladetrams' zo genoemd vanwege de donkerbruine kleuren die men hanteerde. Ook het CFE-personeel droeg bruine uniformen. In 1928 kregen de lijnen van de CFE lijnnummers binnen het systeem van de TB. In 1935 bedroeg de lengte van het Brusselse tramnet 240 kilometer en het was daarmee een van de grotere tramnetten van Europa. Er reden bijna 100 tramlijnen waarbij er veel rechtstreeks verbindingen tussen de diverse deelgemeentes bestonden. Voor de Wereldtentoonstelling van 1935 werden de befaamde '5000-serie' motorwagens in dienst gesteld. Het waren de eerste trams in Brussel met twee draaistellen.

Lijnennet in 1935

Trams van lijn 3 en 83 wachtend bij het Station Schaarbeek

Ten tijde van de wereldtentoonstelling van 1935 reden de volgende tramlijnen geëxploiteerd door de maatschappij "Les Tramways Bruxellois s.a.".[3] De beurs was het centrale knooppunt van het net. Het was een zeer dicht net waarbij in de binnenstad de tramstraten minstens twee tramlijnen hadden en de Maurice Lemonnierlaan zelfs elf.

Volgende lijnen behoorden tot het net (De (oude) plaatsnamen zijn in de oude spelling):

De beurs was vroeger een groot tramknooppunt waar heel veel lijnen samen kwamen.
Vooroorlogse tram met aanhangwagen tijdens een museumrit
PCC 7586 – enkelgelede zogenaamde Eurotram op lijn 103 bij het Rogierplein

Na de Tweede Wereldoorlog

PCC 7087 op lijn 81 bij Rogierplein in de beginjaren 1970 (De Noord-Zuid premetro was nog niet in dienst). De eerste serie van de Brusselse PCC-car — herkenbaar aan de 'invallende' hoekige ruiten

Omdat de concessie van de TB op 31 december 1945 verliep, is een overeenkomst gesloten tussen de Staat en de provincie Brabant om de exploitatie van de Brusselse tram te kunnen continueren. Er werd een voorlopige beheerscommissie ingesteld die gefunctioneerd heeft tot de oprichting op 1 januari 1954 van de 'Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel' (MIVB).

De naoorlogse inspanningen waren groot. Er was veel achterstallig onderhoud en de tramrijtuigen waren geheel versleten. Er werden grootscheepse investeringen gedaan in het materiaal en dit resulteerde in de modernisering van 787 motorwagens tot het Brusselse standaardtype. In deze wagens deed de elektropneumatische beremming haar intrede en kregen conducteur en bestuurder (in België Wattman genoemd) een vaste zitplaats.

Na de Tweede Wereldoorlog gingen er stemmen op de tramlijnen ondergronds te brengen en de straten van de stad te reserveren voor het aldoor groeiende autoverkeer. De snelheid van de trams ging door verkeersopstoppingen steeds verder omlaag, waardoor het Brusselse vervoerbedrijf besloot waar mogelijk vrije trambanen aan te leggen en de lijnen in het centrum door tunnels te laten lopen. In 1957 werd de eerste tunnel geopend nabij het overbelaste Grondwetplein, tussen het Zuidstation en het huidige station Lemonnier. Dit was het begin van de Brusselse premetro. Voor de tunnelexploitatie vanaf 1969 moesten de trams aangepast worden aan tunnelexploitatie eisen, met onder andere blokbeveiliging in de tunnels.

PCC 7165 van de tweede serie – herkenbaar aan de 'Haagse' ronde ruiten – nabij Zuidstation. Buiten de premetro tunnels reed men in Brussel nog met de trolleystang

Naast de grote verbouwing van de standaardwagens had de MIVB ten behoeve van de Wereldtentoonstelling in 1958 grote behoefte aan nieuw modern materieel omdat het een van de voornemens was de tentoonstelling met het openbaar vervoer door middel van rechtstreekse verbindingen uit alle windstreken te bedienen. Daartoe werden op het tentoonstellingsterrein ook grote keerlussen voor honderden trams aangelegd. Tussen 1951 en 1953 deed de PCC-car haar intrede in Brussel met motorwagen 7001; de start van een serie van 172 wagens. In de loop van de jaren volgde vele series van enkelgelede versies (series 7500 en 7700; 128 stuks) en dubbelgelede (serie 7900; 61 stuks). Uiteindelijk zou de PCC-car de alleenheerschappij verkrijgen en verdween de combinatie motorwagen met bijwagen uit het straatbeeld.

Krimp van het net

In de jaren zestig groeide een consensus dat de tramtechnologie achterhaald was. Lijnen werden ontmanteld en vervangen door busverbindingen, culminerend in 1983 met de beslissing om het tramnet helemaal op te doeken.[4] Door protest werd die beslissing niet uitgevoerd.

De ontwikkelingen rond de premetro, een tramonvriendelijk beleid en een voortdurend tekort aan fondsen hebben de Brusselse tram tot ver in de jaren 1990 parten gespeeld. Pas met de investeringen in nieuw materieel (de eerste lagevloerstellen van tramserie 2000) en de opwaardering en verbetering van het tramnet werd de balans positiever. Tot die tijd zijn vele klassieke tramtrajecten in Brussel verdwenen en vervangen door busdiensten. Ook werden vele tramlijnen geslachtofferd aan metro-uitbreidingen.

Reorganisatie 2007-2008

PCC-car van het type PCC 7000-7100 op lijn 39.

Het tramnetwerk, en aansluitend ook het busnetwerk, werd in 2007-2008 grondig gereorganiseerd. De belangrijkste bedoeling was om de groeiende reizigersaantallen op een paar belangrijke assen beter op te vangen. Het traject van veel lijnen was door de jaren heen amper gewijzigd en voldeed soms niet meer aan de huidige vraag.

De twee zwaartepunten van het tramnetwerk werden de noord-zuidverbinding in het centrum en de zogenaamde grote ring, het traject langs de grote ringlanen in het oosten van Brussel. Deze beide trajecten zijn helemaal (noord-zuidverbinding) of deels (grote ring) ondergronds (premetro). De reorganisatie van de grote ring is eerst uitgevoerd met de tramlijnen 7 en 25 die grotendeels met moderne lagevloertrams (type 3000 en 4000) gereden worden.

De noord-zuidverbinding werd in twee etappes gereorganiseerd, in juli 2007 en juni 2008. Voorheen reden er vijf tramlijnen op deze verbinding, die buiten het centrum vaak nog een lang traject hadden en daarbij vaak tussen het autoverkeer moesten rijden. Als gevolg was de regelmaat op sommige momenten ver te zoeken. Bovendien was de noord-zuidverbinding ook meer dan verzadigd en voldeden de oudere trams op de bestaande lijnen niet meer aan de huidige eisen. De MIVB loste dit op door slechts twee sterke tramlijnen over te houden: de al langer bestaande tramlijn 3 (heropend in juni 2008) en een nieuwe tramlijn 4 (geopend in juli 2007). Deze beide tramlijnen hebben sindsdien een traject dat (bijna) helemaal afgescheiden is van het gewone verkeer en bovendien worden ze met moderne lagevloertrams en zeer frequent gereden, wat de doorstroming en regelmaat flink moet verbeteren. Hiermee werd de grondslag gelegd van het Chrononetwerk.

Op 30 juni 2008 was de reorganisatie voltooid en ontstond een grotendeels nieuw net.

Verdere uitbreidingen

Tramverlenging in Evere bij de laatste halte. Zicht richting NAVO-hoofdkwartier. Uiterst links is een aansluitspoor zichtbaar naar de stelplaats en de lijn 55.
De aanleg van de nieuwe tramlijn 9 in de Dikke Beuklaan in Jette.

Op 31 augustus 2009 verwisselden tramlijnen 3 en 4 van eindpunten. Tramlijn 3 rijdt sindsdien door tot Esplanade, terwijl lijn 4 de eindhalte heeft aan het Noordstation.

Op 14 maart 2011 werden tramlijn 23 en 24 samengevoegd tot tramlijn 7. Ook werd op dezelfde dag tramlijn 94 doorgetrokken naar het Museum voor het Stedelijk Vervoer te Brussel. Tramlijn 62 werd op 1 september 2011 ingevoerd tussen het Weldoenersplein in Schaarbeek en Bordet, over de Leopold III-laan (verbinding van de Lambermontlaan aan het Meiserplein met de Stelplaats Bordet).

In september 2013 werd lijn 94 (tot dan de langste van het netwerk) gesplitst in lijn 93 van Stadion tot Legrand en lijn 94 van Louiza tot Trammuseum, hiermee werd de frequentie tussen Louiza en Legrand verdubbeld.

Op 10 maart 2014 is tramlijn 62 (tot dan de kortste van het netwerk) verlengd van Weldoeners tot het Kerkhof van Jette langs het traject van lijn 25 tussen Weldoeners en Liedts en lijn 93 tussen Liedts en Jette. Daarmee kwam er ook een rechtstreekse verbinding tussen Schaarbeek (Meiser) en Laken (Bockstael) en werden de lijnen 25 en 93 versterkt. Lijn 51 verliet op dezelfde dag zijn terminus Heizel en ging vanaf dan naar Stadion, dit om meer plaats te laten voor het terminus van tramlijn 7 op de Heizel. Op 22 april 2014 werd tramlijn 62 verlengd tussen Da Vinci, het NAVO-hoofdkwartier en EUROCONTROL). De sporen op de Leopold III-laan waren al eerder in gebruik voor remiseritten van/naar Bordet.

Vanaf 23 februari 2015 verdwenen de tramlijnen 31 en 83. De haltes bleven bediend door trams 81 en 82, die voortaan ook 's avonds zouden rijden. Lijn 32 was daarmee de enige overblijvende avondlijke tramlijn. Het verdwijnen van lijn 31 uit de Noord-Zuidas werd gecompenseerd door een frequentieverhoging van de lijnen 3 en 4.

Recente ontwikkelingen

Op 1 september 2018 werd een nieuwe tramlijn 9 in gebruik genomen van metrostation Simonis over de Jetsebaan, de Tentoonstellingslaan en de Dikke Beuklaan naar het Universitair Ziekenhuis Brussel in de eerste fase.[5] In oktober 2018 werd het traject van Tramlijn 94 verder doorgetrokken naar het winkelcentrum Woluwe en Roodebeek. Vanaf dat moment wordt tramlijn 94 hernummerd naar tramlijn 8.

Op 1 september 2021 werd lijn 32 afgeschaft. Lijn 82 rijdt sindsdien vanaf 20 uur, net als overdag, door tot Drogenbos. Tram 82 vangt zo het verdwijnen van lijn 32 op.[6] Op 11 december 2021 werd tramlijn 9 verlengd van Dikke Beuk naar Koning Boudewijn.[7]

Toekomst

In het regeerakkoord van de Regering-Vervoort III werden heel wat investeringen in openbaar vervoer - en dus ook de tram - aangekondigd. Het gaat hier om:[8]

Naast bovenstaande investeringen zal er in de toekomst een metrolijn rijden tussen Albert en Station Bordet. Deze metrolijn zal tramlijn 3 en tramlijn 4 tussen stations Noordstation en Albert vervangen, alsook tramlijn 51 tussen Albert en Lemonnier en bijna de hele lengte van lijn 55. Het is nog niet duidelijk wat er met de restgedeelten van de lijnen zal gebeuren.

Er is ook een Luchthaventram gepland tussen het Noordstation en Brussels Airport.

Configuratie

De Brusselse tram wordt geëxploiteerd door de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel (MIVB). Met de ingebruikname van lijn 9 lagen er anno 2021 zeventien tramlijnen, goed voor ruim 140 kilometer sporen. De meer dan driehonderd stellen legden jaarlijks zowat 150 miljoen ritten af.

Sommige tramlijnen maken gebruik van premetrotunnels. In tegenstelling tot Antwerpen, Den Haag en Charleroi doet de premetro in Brussel zijn naam eer aan en zijn gedeelten van de tramtunnels inmiddels omgebouwd tot volwaardige metro.

De spoorwijdte is 1435 millimeter (normaalspoor), de bovenleidingspanning 600 volt en het netwerk is geschikt voor tweerichtingtrams.

Lijnennet

Zie ook: overzicht van Brusselse tramlijnen

Hieronder staat het lijnennet dat bestaat sinds 11 december 2021. De lage nummers (3 t.e.m. 9) zijn deel van het chrononetwerk.

Kaart van Brusselse metro- en tramnetwerk per 1 oktober 2018.
3
Esplanade – Churchill
4
Noordstation – Stalle (P)
7
Vanderkindere – Heizel
8
Louiza - Roodebeek
9
Simonis - Koning Boudewijn
19
De Wand - Groot-Bijgaarden
25
Boondaal Station – Rogier
39
Montgomery – Ban-Eik
44
Montgomery – Tervuren Station
51
Stadion – Van Haelen
55
Da Vinci – Rogier
62
Kerkhof van Jette – Eurocontrol
81
Montgomery – Marius Renard
82
Berchem Station – Drogenbos Kasteel
92
Schaarbeek Station – Fort-Jaco
93
Stadion – Legrand
97
Louiza – Dieweg
Gelede tram van het type PCC 7700-7800 op lijn 44.
Gelede tram van het type PCC 7900.
Een Brusselse lagevloertram 2000, bijgekomen in de jaren negentig.
Een Brusselse Cityrunner in de premetro-tunnels.

De lijnen 39 en 44 zijn streektramlijnen naar het Vlaams Gewest. Daarnaast heeft tramlijn 19 twee haltes (in Groot-Bijgaarden) en lijn 32/82 drie haltes (in Drogenbos) in Vlaanderen. Het overgrote deel van het tramnet ligt echter binnen de grenzen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vroeger reed tramlijn 58 door naar Vilvoorde in Vlaanderen. Deze tram is nu vervangen door de buslijn 58.

Materieel

Op de verschillende tramlijnen wordt een zestal type trams gebruikt. De oudere trams zijn van het type PCC-car, de recentere trams zijn lagevloertrams. Per tramtype is er een gedetailleerdere pagina, maar dit is al een kort overzicht:

Brusselse lagevloertram 4000 op lijn 23.

Deze laatste tramtypes zijn al afgeleverd in de nieuwe huiskleuren van de MIVB, voor de trams metaalgrijs (hoofdkleur) met zwarte en goudkleurige stukken. Deze kleuren vervingen het bekende geel-blauw, waarin alle trams en bussen sinds de jaren 90 tot dan toe gereden hadden. De overige trams (behalve de oude PCC-cars 7000 en een deel van de 7700/7800's) worden langzaamaan in deze nieuwe kleuren herschilderd.

In 2012 is een rijdende restauranttram geïntroduceerd, "Tram Experience", die rondrijdt terwijl de gasten een tweesterrendiner wordt geserveerd.[13] Hiervoor wordt een PCC gelede tram gebruikt. De bestuurders ervan leren een extra zachte stuurmanier om de gasten niet met soep en wijn te bespatten.

Toekomstig materieel

In juni 2019 werd bekend dat de bestelling van 60 nieuwe trams bij Bombardier werd uitgebreid met nog eens 30 exemplaren. Levering zou begin 2020 moeten beginnen.[14] Uiteindelijk werd het eerst exemplaar door Alstom in oktober 2021 overgedragen.[15] De eerste levering bestaat uit 49 stuks van 32m en 11 stuks van 43m lang.[16] Deze nieuwe trams zijn vergelijkbaar, reeks T3200 met de bestaande T3000 en reeks T4200 met de bestaande T4000: zelfde lengte, zelfde stuurpost, misschien enkele kleine detailverschillen in de koetswerk. Foto's beschikbaar buiten Wikipedia bij artikels.[14][15]

Voormalig materieel

Dit overzicht is mogelijk incompleet; u kunt helpen door het uit te breiden.

Trivia

Zie ook

Zie de categorie Tram transport in Brussels van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.