Jan Hanlo
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Algemene informatie
Volledige naam Johannes Bernardus Maria Raphael Hanlo
Geboren 29 mei 1912
Geboorteplaats Bandung, Nederlands-Indië
Overleden 16 juni 1969
Overlijdensplaats Maastricht
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep dichter, schrijver
Werk
Bekende werken Oote (1952)
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Johannes Bernardus Maria Raphael (Jan) Hanlo (Bandung, Nederlands-Indië, 29 mei 1912Maastricht, 16 juni 1969) was een Nederlandse dichter en schrijver.

Levensloop

Het gedicht De mus op de zijmuur van het gebouw aan de Nieuwe Rijn 107, Leiden

Hanlo was een zoon van Bernardus Maria Josephus Hanlo, voorzitter van de Landraad te Bandung, en van Anna Lucretia Gerarda Maria Crobach, dochter van de Deurnese gemeentearts. Zijn ouders waren op 1 september 1909 te Deurne gehuwd. Jan had vermoedelijk een ouder, doodgeboren zusje, dat in 1910 in Bandoeng geboren moet zijn.

Nog in het jaar van zijn geboorte gingen zijn ouders uit elkaar en kwam zijn moeder met Jan terug naar Deurne, waar hij een gelukkige jeugd beleefde. Hij woonde in bij zijn grootvader Pieter Jan Hubert Crobach, gemeentearts te Deurne, en grootmoeder Lucretia Anna Maria Crobach-Fenseling, in landhuis Rozenberg op de hoek van de Stationsstraat en Lage Kerk. In 1927 verhuisde Hanlo naar Valkenburg nabij Maastricht.

In 1942 voerde een studie psychologie hem naar Amsterdam. Tot 1958 woonde hij voornamelijk in die stad. De ziekte van zijn moeder deed hem echter besluiten definitief naar Valkenburg terug te keren. Na haar overlijden bleef hij tot zijn dood in Valkenburg wonen, in het poortwachtershuisje van de Geerlingshof in Strabeek.

Hanlo wordt wel tot de Vijftigers gerekend, maar hij was binnen dat gezelschap een buitenbeentje, zoals hij eigenlijk op ieder gebied een buitenbeentje was.

Vanaf 1944 schreef Hanlo gedichten, waarvan met name Oote de aandacht trok. Dit klankgedicht (Hanlo sprak zelf van “kinderbrabbeltaal”) verscheen in 1952 in het door het Rijk gesubsidieerde tijdschrift Roeping. Het blad Elsevier besteedde daar aandacht aan en het VVD-Eerste Kamerlid Willem Carel Wendelaar stelde vervolgens Eerste Kamervragen over de subsidie aan het blad dat Hanlo's “infantiel gebazel” publiceerde. Dat leverde veel publiciteit op.

De rest van Hanlo's oeuvre is over het algemeen minder avant-gardistisch dan Oote. Schoonheid en (kinderlijke) onschuld zijn terugkerende thema's. Vanaf het einde van de jaren vijftig legde hij zich vooral toe op proza.

Hanlo's bescheiden oeuvre werd postuum uitgebreid met onder meer Zonder geluk valt niemand van het dak, dat gaat over de periode in 1947 toen hij wegens een psychose was opgenomen in een psychiatrische kliniek. Ook verscheen het brievenboek Go to the mosk, waarin vooral zijn pedofiele geaardheid aan bod komt. Eind jaren zestig voerde die geaardheid hem naar Marokko, waar men volgens Hanlo wat makkelijker over die dingen dacht. Hij kreeg een relatie met de dertienjarige Mohamed en nam de jongen mee naar Nederland. Mohamed werd echter alweer snel naar Marokko uitgewezen.

Twee weken later botste Hanlo in Berg en Terblijt met zijn Vincent Rapide motorfiets tegen een plotseling van richting veranderende landbouwtractor. Hanlo overleed twee dagen later aan de gevolgen. De helm die hij bij zijn ongeluk droeg wordt permanent tentoongesteld in het Haags Literatuurmuseum. Zijn lichaam werd begraven op het kerkhof van Broekhem. Op de grafsteen stond aanvankelijk een verkeerde overlijdensdatum. Deze is zichtbaar hersteld.

Ongeveer twee derde van Hanlo's correspondentie werd in 1989 in boekvorm uitgegeven. Daaruit blijkt onder andere welke gewetensproblemen zijn seksuele geaardheid hem opleverde. Behalve homoseksueel pedofiel was Hanlo namelijk gedurende zijn gehele leven belijdend katholiek.

Naleven

Biografisch

Literair eerbetoon

In de muziek

In de openbare ruimte

Bibliografie

Tijdens zijn leven verschenen

Postuum verschenen

Literatuur